Aantekeningen bij de statistische gegevens De ontwikkeling van de spaargelden gedurende de maand april stemt tot grote tevredenheid. In deze maand is er bij de „Stichting Spaarbank" van de boerenleenbanken voor aanzienlijke bedragen gespaard. Volgens de verzamelbalansen per ultimo maart en 30 april bedroeg het spaaroverschot 7,5 miljoen. Het betrekkelijk hoge inlegoverschot van deze maand vormt dan ook een onderbreking van het seizoenspa troon, volgens hetwelk eerder een ontsparing dan een besparing verwacht mag worden. Het spaarresul- taat in april is derhalve hoger geweest dan in dezelfde periode van enig voorafgaand jaar. Het totaal der spaaroverschotten in de eerste 4 maanden van 1961 beloopt 65,1 miljoen cn overtreft de resultaten van de overeenkomstige periode in 1960 48,4 miljoen). Het gezamenlijke inleggerstegoed bij de boerenleen banken bedraagt per ultimo april 1.615,4 miljoen. Tegenover de stijging van de spaargelden vond er een daling plaats van de creditsaldi in rekening-courant van 172,2 miljoen tot 164,3 miljoen. Per saldo on derging het bedrag aan toevertrouwde middelen geen noemenswaardige wijziging. De eigen uitzettingen van de bank, waaronder worden verstaan de kredieten in rekening-courant en de voorschotten met vaste aflossingsverplichtingen, zijn onder invloed van het seizoen gestegen. Gezien het karakter van de land bouw, worden in deze maanden de nodige voorzieningen getroffen voor de nieuwe oogst. De kredieten in rekening-courant namen toe met 4 miljoen, terwijl de voorschotten een stijging vertoonden van 11 milj. Deze toename ad 15 miljoen kwam voor 13 miljoen ten laste van de liquiditeiten, welke met eenzelfde bedrag afnamen. Het resterende gedeelte ad 2 miljoen kon gefinancierd worden uit de stijging van de bij zondere deposito's bij de boerenleenbanken. Betreffende de ontwikkeling van de besparingen in de maand mei merken we op, dat deze evenals de vori ge maand een gunstig beeld vertoont. In deze maand werd 78,6 miljoen ingelegd cn 58,5 miljoen terug betaald, zodat er een spaaroverschot resulteerde van 20,1 miljoen in vergelijking met 8,8 miljoen in 1960. Bij de beoordeling van dit resultaat dient men echter rekening te houden met het feit, dat in de in leggingen een bedrag van 5 miljoen is begrepen, zijnde het spaartegoed van een boerenleenbank, welke zich in de loop van mei bij onze Centrale heeft aangesloten. Het spaaroverschot bij de Utrechtse boerenleenbanken beliep volgens de voorlopige gegevens 23,6 mil joen, terwijl bij de R.P.S. 24 miljoen meer werd ingelegd dan terugbetaald.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 36