Geld- en Kapitaalmarkt
De officiële notering voor call-geld bleef
nu al ruim vier maanden (sedert i februari
jl.) onveranderd gehandhaafd op %°/o. Al
leen reeds uit dit tarief zou men mogen af
leiden dat het ook weer in de maand mei
moeilijker was om gelden tegen een be
hoorlijke rente uit te zetten dan om op
aantrekkelijke wijze te voorzien in een tij
delijke behoefte aan middelen.
In deze ruime markt kwam op 24 mei ge
heel onverwacht een bereidverklaring van
de Nederlandsche Bank om, zij het in be
perkte mate, schatkistpapier dat kwam te
vervallen in juli en augustus van dit jaar
over te nemen tegen een disconto van i%>.
Naar later bleek werd in de ruim 24 uur,
dat dit bod van kracht bleef, van deze be
reidverklaring gebruik gemaakt tot een be
drag van circa 44 miljoen. Het geschetste
optreden van de Nederlandsche Bank (aan
koop van papier in een markt die toch
reeds ruim van middelen was voorzien) is
alleen te verklaren indien men ervan uit
gaat, dat zij uit haar ten dienste staande
gegevens kon afleiden dat de banken de
neiging vertoonden hun buitenlandse geld
marktuitzettingen te laten aflopen.
Geheel onwaarschijnlijk lijkt deze veron
derstelling niet. Met een kasreserveplicht
van 10%, die voor de banken tezamen
neerkomt op circa 735 miljoen, met het
zicht op een maandwisseling mei-juni die
naast de gebruikelijke onttrekkingen ook
nog een behoorlijk bedrag aan belastingbe
talingen ging vergen én met in deze zelf
de kasreserveperiode de storting op een
obligatielening ad 50 miljoen in het voor
uitzicht, kan men zich voorstellen dat de
banken een wat ruimere kas prefereerden
boven de toch al niet zo ruim renderende
geldmarktuitzettingen in het buitenland.
Met de hulp van de 44 miljoen aan over
genomen schatkistpapier bleef de geld
markt aan de ruime kant, ook al ontstond
er in de eerste dagen van juni behoorlijk
wat vraag naar call-geld.
Op de obligatiemarkt sloot de koersont
wikkeling in de eerste helft van mei nog
geheel aan bij de vaste stemming van de
maand april. De aanvankelijk ter afroming
van de markt verwachte staatslening was
uitgebleven, de Bank voor Nederlandsche
Gemeenten liet zich in het geheel niet zien
en de gemeenten zelf toonden in het alge
meen slechts interesse voor later op te ne
men leningen op condities, die beneden het
zo lang verguisde rentegamma liggen.
Medio mei kwam er, althans voor wat de
koersontwikkeling op de markt voor geno
teerde obligatieleningen betreft, enige ken
tering. Op 15 mei verscheen het prospec
tus van de 4V20/*» obligatielening ad 50
miljoen ten laste van de Wereldbank. Met
66 r