tegratie is voortgeschreden. Nederland zal deze koppeling, welke ook op zich om di verse redenen volkomen juist is, dan ook moeten hanteren zolang dit (nog) kan. Uiteraard zullen de concrete resultaten van een dergelijke koppeling mede afhan kelijk zijn van de houding en desiderata van de andere E.E.G.-landen op agrarisch terrein. Het is momenteel moeilijk te voor spellen wat de verschillende E.E.G.-lan den - zoals b.v. Frankrijk - in dit opzicht zullen doen. Verwacht mag worden dat hij dit alles de (eventuele) invoering en de inhoud van heffingsstelsels (welke de toe passing van heffingen in het onderlinge handelsverkeer en ten opzichte van derde landen zullen regelen) voor een aantal be langrijke agrarische produkten een voor name rol zullen spelen. te aangekondigd van de 4j/4% staatslening 1961, die per 1 maart tegen 99HV0 bijna 300 miljoen voor lange termijn naar de schatkist zou overhevelen. In de begroting voor 1961 was weliswaar aangekondigd dat een lening van dergelijke aard kon worden verwacht, doch zowel uit haar om vang als uit de ruime positie van de schat kist op het moment van uitgifte moest men concluderen, dat ook met de emissie van deze langlopende lening op de eerste plaats doeleinden van monetaire aard wer den nagestreefd. In het kader van dit streven naar mone taire stabiliteit wordt ook de wenselijkheid erkend van de buitenlandse geldmarktuit- zettingen van het bankwezen, daar de ver mindering van de geldruimte, die daarme de samenhangt, een welkome hulp is in de afremming van al te bruuske bewegingen in de binnenlandse credietverlening. Zélf blijkt het Rijk, nu de positie van de schat kist zulks toelaat en aanvulling van het saldo uit binnenlandse liquiditeiten geen probleem schept, op zo ruim mogelijke schaal vervroegd af te lossen op schulden aan het buitenland. Achtereenvolgens wer den reeds in de eerste maanden van 1961 vervroegd terugbetalingen gedaan aan Duitsland, Zwitserland, Canada en de Ver enigde Staten. Uit de ontwikkeling van de schatkistposi tie gedurende de afgelopen maanden zou men mogen afleiden, dat de raming van de middelenbehoefte van het Rijk (inclusief de voorgenomen vervroegde aflossingen aan het buitenland) en de afstemming daarop van de reeds in januari aangekon digde uitgiften van schatkistpapier en van de 434°/o obligatielening, de werkelijkheid zeer dicht zouden hebben benaderd, indien daar niet de onverwachte revaluatie van de gulden was tussenbeide gekomen. Deze revaluatie kostte de schatkist bijna 300 miljoen: het bedrag dat zij aan De Neder- landsche Bank N.V. had te betalen als ver goeding van het boekverlies op de devie zenvoorraad. Zo mag men het uiteindelijk schrijven op rekening van het revaluatie- besluit, dat het saldo van de schatkist na de zware betalingen van einde april en 1 mei per 2 mei was teruggelopen tot het luttele bedrag van 54 miljoen. Aan activiteiten tot aanvulling van dit sal do heeft het in de eerste weken van mei niet ontbroken. Op 2 mei werd een in schrijving gehouden op meerjarige schat- 631

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 79