de boerenleenbanken de zojuist genoemde organisaties, die in eerste instantie voor het geven van voorlichting zijn aangewezen, daartoe kunnen stimuleren en terzijde staan. Het ligt met name op de weg van de Centrale Bank zulks te doen door het ter beschikking stellen van functionaris sen, die over deze vraagstukken spreek beurten kunnen vervullen, door het voor bereiden van artikelen in de agrarische pers, het beschikbaarstellen van brochures en periodieken. In het bijzonder zou ik nog de aandacht willen vragen voor de aanbevelingen, die door de Commissie van de K.N.B.T.B. zijn gedaan, om ook op de land- en tuinbouwscholen te komen tot een verbetering van het onderwijs inzake de iinanciering van de agrarische onder neming. Gaarne verklaren wij ons bereid om een bijdrage te leveren tot het organi seren van kadercursussen in samenwerking met standsorganisaties voor de onderwijs krachten op de verschillende land- en tuin bouwscholen. Wanneer de leerkrachten al dus beter zijn ingelicht over het landbouw krediet, kunnen zij deze leerstof in hun cursussen verwerken. In aansluiting daar aan zijn wij eveneens bereid te bevorderen, dat door functionarissen van de Centrale Bank spreekbeurten op de verschillende scholen zouden kunnen worden gehouden. Het belangrijkste vraagstuk blijft de voor lichting in individuele gevallen. De Com missie van de K.N.B.T.B. is van mening, dat deze voorlichting in eerste instantie zou moeten worden verzorgd door de standsorganisaties, eventueel de landbouw- boekhoudbureaus, waarbij de boeren en tuinders zijn aangesloten. Eerst daarna zal de kredietaanvrager op de boerenleenbank gaan praten. Deze bekijkt de kredietaan vrage en de Commissie kan zich voorstel len, dat de boerenleenbank bij het beoor delen van deze aanvrage behoefte heeft aan advies. Een dergelijk advies zou gege ven kunnen worden door daarvoor dooi de Centrale Bank aan te stellen functiona rissen. Aan een dergelijke bijstand zal on getwijfeld temeer behoefte worden ge voeld, indien de kredietverlening wordt verruimd, zoals in de bedoeling ligt. Deze functionarissen, die districtsgewijze zou den moeten worden aangesteld, zouden de boerenleenbankbesturen terzijde kunnen staan bij het beoordelen van kredietaan vragen, van de boekhoudkundige gege vens en verder van alle andere gegevens, die in verband met de kredietverlening in aanmerking komen. Op verzoek van de boerenleenbank zou deze functionaris ook in contact kunnen treden met de aanvra ger, om met deze de financiering van zijn bedrijf te bespreken. Deze functionarissen zouden evenwel niet open moeten staan voor het geven van ad vies aan boeren en tuinders, die buiten de boerenleenbank daarom zouden verzoe ken. Dergelijke adviesvragers zouden in eerste instantie moeten worden verwezen naar de landbouworganisaties c.q. naar de diensten, die door deze organisaties daar voor zijn ingesteld. Aan de mogelijkheden om dergelijke adviesaanvragen te behan delen zal binnen het kader van de land bouworganisaties een nadere uitbreiding dienen te worden gegeven. Daarbij is het de taak van de boerenleenbankorganisa ties ervoor te zorgen, dat regionaal func- 616

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 64