ALGEMENE VERGADERING
CENTRALE BOERENLEENBANK
Toelichting van
Mr. Ph. C. M. van Campen,
algemeen directeur van de
Coöp. Centrale Boerenleenbank
bij de agenda-punten 8 en 9
Allerlei ontwikkelingen in het maatschap
pelijk leven stellen de Nederlandse land
bouw en daarmede het Nederlandse land
bouwkrediet voor een uitdaging. Terwijl
stad en platteland steeds meer verweven
raken en daardoor de denkwijze van ste
deling en plattelander ook op economisch
sociaal gebied steeds meer wordt genivel
leerd, worstelt de landbouw met het pro
bleem van de schaarse cultuurgrond, van
het duurder worden van de arbeid en van
de overschotpositie van een aantal van zijn
produkten.
I)e uitdaging van bet landbouwkrediet
De landbouw antwoordt op deze uitdaging
met een aanpassing door mechanisatie. Er
vindt een verschuiving plaats van arbeids
intensieve naar kapitaalsintensieve produk-
tie-methoden. De relatieve stijging van de
waarde van de menselijke arbeid dwingt
de landbouw tot een steeds verdere ratio
nalisatie van het gebruik van de factor ar
beid. Dit betekent de noodzaak van een
verdere mechanisatie, die veelal echter ge
paard zal moeten gaan met struktuurwijzi-
gingen in het traditionele bedrijfsplan. Het
akkerbouwbedrijf en de veehouderij zullen
op deze ontwikkelingen verschillend rea
geren, teneinde het in gebruik nemen van
arbeidsbesparende machines mogelijk te
maken. Vooral op de gemengde bedrijven
zal dit proces met een zekere „schaalver
groting" gepaard gaan.
Wat hiervan zij, vast staat, dat de behoef
te aan f inancieringsmiddelen sterk zal toe
nemen. In het orgaan „Landbouwvoor
lichting" van maart jl. schrijft Ir. C. M.
Hupkes daarover als volgt:
„Dat het eigen vermogen zijn belangrijke
positie in het landbouwbedrijf zal kunnen
behouden, mag niet worden verwacht.
Zeer sterk zal de ontwikkeling daarom af
hangen van de kredietmogelijkheden waar
over de boer kan beschikken. Het is een
verheugend verschijnsel dat zowel de
landbouwkredietinstellingen als de over
heid en het bedrijfsleven zelf thans zeer
veel aandacht aan dit vraagstuk schenken.
De Commissie-Verrijn-Stu art* kwam,
zoals bekend, tot de conclusie, dat de po
tentiële kredietmogelijkhcden voldoende
zijn om de in de toekomst te verwachten
investeringsbehoeften te dekken. De vraag
blijft of het bestaande kredietapparaat er
voor kan zorgen, dat deze kredietmogelijk
heden op de juiste plaats beschikbaar zijn."
Dit is de uitdaging aan het landbouwkre
diet, namelijk of het in zijn organisatie en
Zie „Het landbouwkrediet in Nederland". Rapport
van de Commissie Landbouwkrediet, 's Gravenhage
1960.
61 I