Rijkspostspaarbank de grootste toeneming heeft te zien gegeven van de spaarsaldi, die achtereenvolgens werden geboekt in 1959 en 1960. Bij deze Rijksinstelling beliep de ze toeneming 53 miljoen; bij de algemene spaarbanken 15 miljoen, terwijl de beide boerenleenbankorganisaties in 1960 een iets lager spaarsaldo te zien gaven dan in 1959. Uit deze cijfers, evenals uit de netto winstcijfers van de Rijkspostspaarbank, blijkt overduidelijk, dat deze instelling op geen enkele wijze wordt bedreigd in de mogelijkheid om haar werkzaamheden op de beproefde sociale voet voort te zetten, ook niet door de concurrentie van de han delsbanken. Dit laatste verschijnsel heeft in het ver slagjaar de aandacht gevraagd. Ik bedoel de ontwikkeling van de spaarbankactivi- teiten bij de handelsbanken. De uitwerking daarvan heeft zich echter in hoofdzaak be perkt tot interne verschuivingen in de ver schillende rekeningen, waarop creditgel- den bij deze banken worden aangehouden. M.a.w. de handelsbanken zijn spaarbank geworden voor een cliëntenkring, die al van ouds tot de relaties van de handelsban ken behoorden. Zulks blijkt uit de ontwik keling van de spaar- en creditsaldi gedu rende de laatste vijf jaar (1956-1960). Het totaal der crediteuren bij de handels banken nam in deze periode toe met 46°./n te vergelijken met 75% bij alle boerenleen banken en 89%) bij de boerenleenbanken, aangesloten bij de Centrale Bank van Kind- hoven alleen. Ondanks deze geringere rela tieve toeneming van het totaalbedrag der crediteuren bij de handelsbanken in ver gelijking met de landbouwkredietbanken stegen de onder de creditgelden begrepen spaar- en depositogelden bij de handels banken met 150% te vergelijken met 84%> bij de boerenleenbanken samen en 98% bij de boerenleenbanken van de groep Eindhoven, liet is duidelijk, dat deze ge heel tegengestelde beweging, waarbij de groei van de totale crediteurenpositie rela tief achterblijft en de groei van de spaar en depositogelden daartegenover relatief een krachtiger toeneming te zien geeft, zo als bij de handelsbanken het geval is, slechts door interne overboekingen kan worden verklaard. In de totale stijging der toevertrouwde middelen behielden onze plaatselijke boe renleenbanken ruimschoots hun positie; de relatieve groei was zoals gezegd iets groter dan bij andere spaarbankinstellingen. Maar in het algemeen kan worden gesteld, dat ondanks de schermutselingen met rente tarieven, alle instellingen, die zich met het aantrekken van spaargelden bezighouden, de greep op hun eigen cliëntele-kring be houden. In deze vaststelling zou aanlei ding kunnen worden gevonden tot een tij dig beraad bij alle betrokken spaarinstel- lingen over een zekere matiging in de rentepolitiek in het bijzonder wat de de posito's betreft nu de rentestand een voort durende daling te zien geeft. Dat de spaarsaldi bij onze boerenleenban ken in 1960 iets bleven beneden de spaar saldi van 1959 kan worden verklaard door omstandigheden, die speciaal golden voor de spaarbeweging bij de boerenleenban ken. De slechte resultaten van de oogst 1959/6° hebben daarbij een rol gespeeld. Zulks blijkt bij vergelijking van de rclatie- 606

Rabobank Bronnenarchief

T01 | 1961 | | pagina 54