bevordering van de structuurhervormin gen, welke in de agrarische bedrijven nood zakelijk zijn. Deze structuurhervormingen kunnen niet beperkt blijven tot maatrege len, die liggen binen het kader van de mo derne cultuurtechniek en die gericht zijn op verbetering en modernisering van de z.g. externe productieomstandigheden van het agrarisch bedrijf. Om deze gemeen schappelijke krachtsinspanning van over heid en bedrijfsleven tot een zo hoog mo gelijk rendement te brengen is daarnaast onontbeerlijk, dat op de bedrijven zelf de bedrijfsvoering zo goed mogelijk wordt aangepast. Modernisering en mechanisatie der bedrij ven, omschakeling van produktierichting, ontmenging of specialisatie van bepaalde bedrijven met vergroting der produktie- eenheden, het afvloeien van jongeren naar andere bedrijfstakken; het zijn allemaal factoren, welke bij deze aanpassing een be langrijke rol spelen en waarbij de financie ring zeer dikwijls het kernvraagstuk is. Het directierapport handelt dan ook in hoofdzaak over mogelijkheden tot uitbrei ding van de kredietverlening, daaronder begrepen de kredietverlening op korte-, middellange- en lange termijn. Daarmede hangen ten nauwste samen de voorstellen om te komen tot een verbetering van de voorlichting over de bedrijfsfinanciering en de kredietmogelijkheden. Bij deze voor lichting hebben de Overheid, de land bouworganisaties en de landbouwboek- houdbureaus een belangrijke taak. Zij die nen daarbij zo breed mogelijk georiënteerd te zijn over de eisen, die de bedrijfsfinan ciering aan een modern gevoerd agrarisch bedrijf doet stellen en over de mogelijk heden, die het landbouwkredietwezen kan bieden. Het bestuur van de Katholieke Neder landse Boeren- en Tuindersbond heeft in het najaar van 1960 een studiecommissie ingesteld, die op basis van het rapport van de Commissie Landbouwkrediet nader be studeerd heeft de alternatieve voorstellen van de Commissie Landbouwkrediet om de noodzakelijke kredietverruiming na te streven, hetzij met behulp van een centrale financieringsinstelling, dan wel met in schakeling van een kredietrisicoverzeke- ringsinstituut, waarbij de kredietverlening zelf de taak blijft van de boerenleenban ken. Ook het vraagstuk van de organisatie van de voorlichting werd in deze commis sie bestudeerd. De directie van de Centrale Bank heeft in deze studiecommissie mee- gestudeerd, tesamen met vertegenwoordi gers van de organisaties, de boekhoudbu- reaus en met boeren en tuinders, die in de praktijk werkzaam zijn. Deze gezamenlij ke studie heeft tot praktische resultaten geleid. Voor wat betreft de kredietverrui ming heeft deze commissie zich uitgespro ken voor de instelling van een kredietrisi coverzekering, waarbij de boerenleenban ken haar eigen financieringstaak behou den. Daarbij werd ook een duidelijk advies uitgebracht over de organisatie van de sa menwerking tussen boerenleenbanken en het eigen kredietverzekeringsinstituut e- nerzijds en het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en de Provinciale Waarborgin- stituten voor de Tuinbouw aan de andere kant. Hierbij werden vraagstukken aan de orde gesteld, waarover de centrale land- 598

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 46