Aantekeningen bij de statistische gegevens De maand februari heeft voor de boerenleenbanken wederom gunstige spaarresultaten opgeleverd. Gedurende deze maand steeg het spaartegoed van 1.576 miljoen per 31 januari tot J 1.596 miljoen per ulti mo februari. Het spaaroverschot bedroeg derhalve 20 miljoen, hetgeen meer is dan ooit tevoren in deze maand werd geregistreerd. De stijgende tendens in de spaarcijfers, die sinds juli van het vorig jaar is ingetre den, blijkt zich derhalve ook dit jaar te handhaven. Deze gunstige resultaten zijn voor een belangrijk deel te danken aan de besparingen in de steden, waar het overschot relatief het grootste was. Uit interne onderzoe kingen is gebleken, dat de spaartegoeden bij de boerenleenbanken, die in de steden zijn gevestigd, gedurende de eerste twee maanden van het jaar met 4,3°/» zijn toegenomen. Voor de boerenleenbanken, gevestigd op het platteland en het verstedelijkt platteland, bedroeg deze toeneming resp. 2,7" 0 en 2,9" 0. Als gevolg van de voorbereiding van de oogst tot uiting komende in de aankoop van zaaizaad, pootgoed en kunstmest, daalde het tegoed van de rekeninghouders in rekening-courant van 174 miljoen tot 170 mil joen. Hier tegenover vertoonden de debetsaldi slechts een geringe stijging. Als oorzaak hiervan zou kunnen worden aangegeven: de betaling door de boeren aan de plaatselijke Coöperaties, die daarmede hun debetsaldi verminderen. De kredietverlening in de vorm van voorschotten bleef zich op hoog niveau bewegen. Gedurende de maand februari werd een toename geregistreerd van 11 miljoen. Volgens de voorlopige cijfers heeft de hierboven geschetste ontwikkeling betreffende de aanwas van de spaargelden zich gedurende maart verder voortgezet. Gedurende deze maand werd 73.9 miljoen gestort en 62.2 miljoen terugbetaald. Het overschot bedroeg der halve 11.7 miljoen tegenover 6.4 miljoen in 1960. Het totale spaaroverschot over de eerste drie maanden van 1961 beloopt 57.9 miljoen. Dit is 39.4 miljoen meer dan in de overeenkomstige periode van 1960. Hij de Utrechtse boerenleenbanken werd volgens de voor lopige gegevens in maart 10.6 miljoen gespaard, terwijl het spaarresultaat bij de R.P.S. J 9,1 miljoen beliep. 588

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 36