bij het einde van het opstalrecht in de eigendom van de zich alsdan nog op de grond be vindende opstallen onder de verplichting om de waarde daarvan te vergoeden aan hem, die het recht van opstal had en de opstanden heeft gesticht. Bij de akte van vestiging kan echter worden bepaald, dat bij het einde van het recht van opstal de opstalhouder verplicht is om de door hem gestichte opstanden en de daarin door hem aangebrachte installaties al te breken respectievelijk te verwijderen. Hiervoor is gezegd, dat de pachter, die een recht van opstal in combinatie met zijn pacht- recht heelt verkregen, bijzonder veilig zit. Echter opgemerkt zij, dat deze veiligheid al leen betreft de door de pachter als opstalhouder gestichte glasopstanden en de daarin aan gebrachte centrale installaties. Bevinden zich reeds vóór de vestiging van het recht van op stal glasopstanden op de grond, dan is de pachter, die het recht van opstal heeft verkre gen, weliswaar ook van evenbedoelde glasopstanden cum annexis eigenaar geworden, doch hij mag deze glasopstanden en de daarin aangebrachte centrale installaties niet afbreken respectievelijk verwijderen, tenzij hij de waarde daarvan heeft vergoed. Heeft hij de waar de daarvan vergoed - men spreekt dan van overname dier glasopstanden en centrale in stallaties - dan geldt met betrekking tot de overgenomen glasopstanden en de daarin aan gebrachte centrale installaties hetzelfde als hiervoor is gezegd aangaande de door de pach ter als opstalhouder gestichte glasopstanden en de daarin door hem aangebrachte centrale installaties. Heeft deze overname niet plaatsgevonden dan zal met betrekking tot de door de pachter-opstalhouder in meergenoemde glasopstanden aangebrachte centrale installa ties alsmede met betr ekking tot de door hem verrichte aan- ot bijbouwen de regeling van het afbraakrecht als bestanddeel van de pachtverhouding niet kunnen worden gemist. Zou een grondeigenaar bereid zijn aan zijn pachter in combinatie met de pacht een recht van opstal te verlenen, dan zal de pachter te maken krijgen met de kosten van de akte van uitgifte in opstal, welke akte notarieel moet worden verleden. Betreft deze uitgifte in op stal een pachtobject,waarop zich nog geen glasopstanden bevinden, dan wordt, daar deze uitgifte geen andere strekking heeft dan een juridische grondslag te geven aan de econo mische eigendom van de pachter en dus wel om niet zal geschieden, naar onze mening geen registratierecht verschuldigd. Bevinden zich op het pachtobject wel reeds glasopstanden en worden deze door de pachter overgenomendan is over de waarde daarvan wel registra tierecht verschuldigd, doch, indien de pachter deze zelve heeft gesticht, pleegt op diens ver zoek kwijtschelding te worden verleend. V I. I S E N R E GELING VA N II E T A E B R AAK R E C II T IN DE P AC II T W E T G EW E N S T Gezien eerstens het verschil van mening over de werking van het bij het pachtcontract of bij wijzigingsakte verleende recht van afbraak tegenover een nieuwe eigenaar, een hypo theekhouder, een beslaglegger en de curator in het faillissement van de grondeigenaar, en 5*i

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 29