V. IS HET G E WEN S T, IN PLAATS VA N DE RE GE LI N' G IN H E T P A C H T -
CONTRACT VAN II E T A F li RA A KRECH T, E E N R ECHT VAN O P S TA L
I N C O M li I N ATI E MET DE PACHT V E R H OU DIN G TE BED IN G E N
Is onze hiervoor onder IV weergegeven opvatting, dat het beding inzake het afbraakrecht
rechtstreeks op de paehtverhouding betrekking heeft, juist, dan zullen, zoals gezegd, der
den dit beding hebben te eerbiedigen. Er wordt hierover echter ook anders gedacht; er be
staat te dezer zake verschil van mening. Wil een pachter volledige zekerheid hebben, dat
derden zijn afbraakrecht hebben te respecteren, dan moet hij trachten om een recht vim
opstal te verkrijgen.
In de aanhef van onderdeel II hebben wij het reeds gezegd, en wij herhalen het hier nog
eens, dat wij ervan zijn uitgegaan, dat partijen terzake van de rechtsvorm, waaronder de
grond in gebruik is of wordt gegeven, hun keuze hebben bepaald op de paehtverhouding.
Wanneer wij hier spreken van een recht van opstal, dan bedoelen wij een recht van opstal
in combinatie met de paehtverhouding, een recht van opstal derhalve met de strekking,
welke de wet aan dat recht toekent. I)e strekking van het recht van opstal is n.1. geen an
dere dan het hebben van eigendom van gebouwen en beplantingen op eens anders grond.
De opstalhouder heelt als zodanig geen recht van vruchttrekking, geen recht om de grond
volledig in exploitatie te nemen. Is hem dit wel verleend, dan heeft hij meer dan een recht
van opstal. Ilij heeft dan erfpacht met recht van opstal. Wij gaan dan ook niet accoord met
de opvatting, dat recht van opstal niets anders is dan recht van erfpacht met een gering
verschil in verplichtingen jegens de grondeigenaar. Recht van opstal is, zoals gezegd,
slechts het mogen hebben van eigendommen op eens anders grond, welk recht in de ge
vallen waarover dit artikel gaat, derhalve slechts bedongen kan worden in combinatie
met de paehtverhouding. Verkrijgt de pachter naast zijn pachtrecht hel recht van opstal
op zijn pachtobject, dan is hij gedurende de tijd, waarvoor het recht van opstal is geves
tigd, eigenaar van de door hem als opstalhouder geplaatste glasopstanden en van de door
hem als opstalhouder daarin aangebrachte centrale installaties. De pachter-opstalhouder
kan deze tot op het tijdstip, waarop zijn recht eindigt, afbreken respectievelijk verwijde
ren. De pachter zit dan wel hijzonder veilig. Uiteraard gaan wij hierbij van de veronder
stelling uit, dat er vóór dat het recht van opstal is gevestigd, niet reeds een hypotheek dooi
de grondeigenaar op het pachtobject is gevestigd. Zou zulks wel het geval zijn, dan kan het
recht van de pachter-opstalhouder in het gedrang komen. Het is dan ook zaak, dat een
pachter, aan wie de grondeigenaar genegen zou zijn een recht van opstal te verlenen, zich
overtuigt van de onbezwaardheid van het pachtobject.
Ter bescherming van de belangen van de grondeigenaar is het redelijk, dat in de akte van
vestiging van het recht van opstal een soortgelijke regeling wordt getroffen als hiervoor
aan het slot van deel III onder 3 is geschetst. Volgens de wet treedt n.I. de grondeigenaar
580