mening kan in casu niet worden gesproken van een wezenlijke ontneming aan de pachter
van het melioratierecht, een mening, die, gezien onder meer de door de Vereniging „Het
Grondbezit" gepubliceerde modellen voor pachtcontracten, door terzake deskundigen
wordt gedeeld.
i v. g e f t tt r b n v o r n s taa n d e r e g e l i n g
A A N DE PACHTER VE REE ENDE AFBRAAKRECHT
E E N A F D O E N I) E B E S C H E R M ING T E G E N I) E R I) E N
De Pachtwet bepaalt, dat bij eigendomsovergang van het gepachte op een derde, deze der
de de verpachter opvolgt in al diens rechten en plichten. Hieruit volgt dat, aangezien een
nieuwe eigenaar de pachtovereenkomst in haar gehele omvang heeft te respecteren, zulks
vanzelfsprekend ook geldt voor een hypotheekhouder op het pachtobject, voor de curator
in een eventueel faillissement van de verpachter en voor de beslaglegger op het pachtob
ject. De vraag is echter ot men het beding inzake het afbraakrecht al dan niet kan zien als
een beding, dat rechtstreeks op de pachtverhoudingbetrekking heeft. De Hoge Raad heeft
n.1. inzake huurverhoudingen beslist, dat derden als hiervoor genoemd alleen die bedin
gen in een huurovereenkomst hebben te respecteren, welke rechtstreeks op de huurver-
houding betrekking hebben. Hetzelfde geldt inzake de pachtverhoudingen. Over het ant
woord op evengestelde vraag wordt verschillend geoordeeld. Men houdt wel staande, dat
alleen die tussen verpachter en pachter bestaande rechten en plichten rechtstreeks op de
pachtverhouding betrekking hebben, welke tevens zijn neergelegd in de Pachtwet of blij
kens deze wet zonder meer als wezenlijke bestanddelen van de pachtverhouding moeten
worden aangemerkt. Zo zullen meergenoemde derden vanzelfsprekend het recht van
vruchttrekking van de pachter hebben te eerbiedigen, omdat uit de omschrijving in de
Pachtwet van de pachtovereenkomst zonder meer volgt, dat dit recht een wezenlijk be
standdeel is van de pachtverhouding. Het afbraakrecht is echter noch in de Pachtwet ge
regeld noch kan men uit de Pachtwet het bestaan van dit recht afleiden. 1 Iet afbraakrecht
moet daarom uitdrukkelijk worden overeengekomen. Naar onze mening betekent dit ech
ter niet, dat het afbraakrecht alleen reeds daarom niet rechtstreeks op de pachtverhou
ding betrekking zou kunnen hebben. Wij beschouwen slechts die bedingen niet als recht
streeks op de pachtverhouding betrekking hebbende, welke zo persoonlijk zijn en zo wei
nig met het genot van het pachtobject te maken hebben, dat zij ook zouden kunnen zijn
gecontracteerd buiten de pachtverhouding om. En dit is naar onze opvatting met het af
braakrecht niet het geval. Derden hebben ons inziens derhalve het aan de pachter verleen
de afbraakrecht te respecteren. In dit verband zij medegedeeld, dat de rechtspraak inzake
onteigening aan het in het pachtcontract neergelegde afbraakrecht invloed toekent. Vol
gens de rechtspraak komt n.1. hij onteigening aan de pachter, aan wie het recht is verleend
om de door hem op het pachtobject gestichte opstanden af te breken, de schadeloosstel
ling terzake dier opstanden toe.
579