RECHT EN WET De rechten van de pachters met betrekking tot de door hen op hun pachtobjecten aangebrachte glasopstanden c.a. 1. IN LEID l N G Gezien het huidige pachtprijsheleid kan gesteld worden, dat het stichten van belangrijke verbetéringswerken als glasopstanden en ot het daarin aanbrengen van centrale verwar- mings-, sproei- en andere installaties, door de grondeigenaren niet uit de pachtvergoeding kunnen worden betaald. Zou een grondeigenaar de daaraan verbonden kosten voor zijn rekening nemen, dan betekent dit voor hem het maken van uitgaven, die de nettopachtprijs gedurende een ruime periode geheel zullen opslokken. Wij achten het dan ook verklaar baar, dat grondeigenaren niet genegen zijn de kosten verhonden aan het stichten van glas- opstanden en of aan het daarin aanbrengen van centrale installaties voor eigen rekening te nemen. Eveneens kunnen wij er begrip voor hebben, dat grondeigenaren opzien tegen de financiële gevolgen, welke de bouw van glasopstanden en of het daarin aanbrengen van centrale installaties door de pachters zelve, voor hen, verpachters, met zich kan bren gen hij het einde van de pachtverhouding. Anderzijds dient een pachter, die zich, teneinde tot een betere productie te geraken, genoodzaakt ziet zelve het aanbrengen van vorenbe doelde verbeteringswerken te financieren, rechten te verkrijgen c.q. te behouden terzake van de aldus door hem in het pachtobject geïnvesteerde bedragen. Het is dan ook zaak, dat, wanneer een pachter meerbedoelde verbeteringswerken op eigen kosten wil doen aanbren gen, tussen hem en zijn verpachter een regeling wordt getroffen, welke een redelijke behar tiging van beider belangen te zien geeft. Alvorens de door ons redelijk geoordeelde regeling te dezer zake van de rechtsverhouding tussen verpachter en pachter te schetsen, willen wij eerst nog eens aangeven om welke ca tegorie van glasopstanden en centrale installaties het hierbij gaat. 574

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 22