ons inziens is deze stelling wankel. Indien de boerenleenbank wist of redelijkerwijs kon weten, dat de aannemer niet volledig is betaald, dan zal zij wel degelijk rekening moeten houden met de in grote mate aanwezig zijnde mogelijkheid, dat zij in rangorde na de aannemer komt. d. Is door een pachter op zijn pachtgrond een losse glasopstand geplaatst ot in een door hem geplaatste losse glasopstand een installatie aangebracht, dan nemen wij aan, dat de ze zaken eigendom van de pachter blijven en dus vatbaar zijn voor eigendomsoverdracht. Zijn evenbedoelde voorwerpen door de pachter aan de boerenleenbank tot zekerheid in eigendom overgedragen, dan geldt ten deze hetzelfde als hiervoor onder c. is gezegd. e. Is door een pachter een installatie aangebracht in een door de grondeigenaar geplaatste losse glasopstand, dan wordt de grondeigenaar eigenaar van die installatie en vervalt het voorrecht van de aannemer. Het eventuele, door de pachter aan de boerenleenbank ge cedeerde afbraak- of amoveringsrecht behoudt zijn volledige gelding. CONCLUSIE Uit het vorenstaande blijkt, dat naar onze mening de in dit onderdeel (III) behandelde kwesties alleen risico voor de boerenleenbanken met zich kunnen brengen in de zo even- omschreven gevallen c en d. Wordt in gevallen van het stichten van losse glasopstanden en/of van het aanbrengen daa rin van losse installaties door grondeigenaren of pachters, voor de financiering een beroep gedaan op de boerenleenbank, dan dient deze dan ook altijd te vragen of en, zo ja, tot welk bedrag de grondeigenaar of pachter een schuld houdt aan de aannemer. Blijkt dat de aannemer niet volledig zal worden betaald, dan dient zulks, onder opgave van het bedrag van diens restant-vordering, op het B.G. formulier of bij afzonderlijk schrijven te worden vermeld. Er zal dan, alvorens door de boerenleenbank tot enige uit betaling van de door haar ter leen toegezegde gelden mag worden overgegaan, eerst een nadere regeling moeten zijn getroffen tussen de boerenleenbank, de aannemer en de geldaanvrager. Deze nadere regeling zal onder meer moeten inhouden een zich accoord verklaren door de aannemer met de zekerheidsoverdracht van het door hem tot stand te brengen product aan de boerenleenbank, een achterstelling door de aannemer van zijn vordering bij die van de boerenleenbank en een onherroepelijke machtiging van de geld aanvrager aan de boerenleenbank om, indien de boerenleenbank tot het realiseren van de zekerheidseigendom overgaat en de aannemer alsdan blijkt nog niet geheel te zijn vol daan, de aannemer uit de opbrengst te voldoen, nadat de boerenleenbank daarop eerst haar eigen vordering heeft verhaald. 54:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 30