aangebrachte installaties hebben als wezenlijke bestanddelen daarvan hetzelfde karakter
als de losse opstanden. In de onder 5 bedoelde zekerheidsoverdracht dienen dus naast de
losse opstanden ook de daarin aangebrachte installaties te worden begrepen.
7. Is door een pachter in een door de grond eigenaar geplaatste losse glasopstand een in
stallatie aangebracht, dan is deze installatie als wezenlijk bestanddeel daarvan, eigendom
van de grondeigenaar. Zekerheidsoverdracht door de pachter van die installatie is uiter
aard niet mogelijk. De boerenleenbanken kunnen slechts zekerheid vinden in een even
tueel aan de pachter verleend afbraak- of amoveringsrecht.
ad 11. IS O N S STANDPUNT INZAKE I) E I. O S S E RAM E N VAN EEN
WAR E N HU I S I N S T R IJ D M E T H E T A R R E S T V A N 1) E H OGE RAA I)
dd. 1 4 J AN U ARl 1959
Vele notarissen zijn van oordeel, dat het door de Iloge Raad op 14 januari 1959 gewezen
arrest (N.J. 1959 110. 154) in lijnrechte tegenspraak is met onze in „Landbouw en Bankwe
zen" op blz. 241 onderaan weergegeven visie over de losse ramen van een warenhuis. Ter
aangehaalde plaatse hebben wij gesteld, dat de ramen van een warenhuis wezenlijke be
standdelen daarvan zijn, ook al zijn zij los en dus verplaatsbaar en ook al worden zij als
platglas gebezigd. Ons komt echter evengenoemd oordeel niet juist voor. Het is echter
verklaarbaar, dat notarissen tot dit oordeel zijn gekomen. In het Weekblad voor Privaat
recht, Notaris-Ambt en Registratie is n.1. het arrest niet volledig gepubliceerd. Laten wij
daarom de wordingsgeschiedenis van het arrest en zijn inhoud vermelden.
Aan het Hof te 's-Gravenhage was in een belastingzaak ter beslissing voorgelegd de vraag
of bij warenhuizen, bedekt met eenruiters, die ook voor de platglascultuur kunnen wor
den gebruikt, deze eenruiters al dan niet onroerend zijn door bestemming m.a.w. of deze
eenruiters al dan niet zijn aan te merken als voorwerpen, die tot een blijvend gebruik
aan die warenhuizen zijn verbonden. Het Hof, zich strikt houdende aan de vraag, die
haar ter beantwoording was voorgelegd n.1. of de eenruiters al dan niet onroerend zijn
door bestemmingheeft beslist, dat zulks niet het geval is om reden de eenruiters in
kwestie niet zodanig zijn geconstrueerd, dat zij voor geen enkel ander doel dan tot
glasbedekking van het betrokken warenhuis kunnen dienen.
Kiser ging van die uitspraak in cassatie, waarbij hij voor het eerst in de procedure stel
de, dat de onderwerpelijke eenruiters wezenlijke bestanddelen van het warenhuis zijn.
De Hoge Raad besliste, dat het Hof op grond van feitelijke en derhalve in cassatie on
aantastbare vaststellingen met juistheid heeft geoordeeld, dat die eenruiters niet onroe
rend zijn door bestemming. De Hoge Raad heeft hieraan echter toegevoegd, dat de stel
ling, dat de eenruiters tot de wezenlijke bestanddelen van het warenhuis behoren en dus
uit haar aard onroerend zijn, niet met vrucht voor het eerst in cassatie kan worden te
berde gebracht, daar deze stelling een onderzoek mede van feitelijke aard vergt, hetgeen
53 8