toen een tot dan toe ongekende kredietver lening bij boerenleenbanken werd geregis treerd. De mogelijkheden tot kredietopne ming bij boerenleenbanken werd in het bij zonder voor agrarische bedrijven verruimd. Daardoor kon door ons in belangrijke ma te worden ondersteund de hoogst noodza kelijke omschakeling naar een meer kapi taalintensieve bedrijfsvoering, waarin land- en tuinbouw in de toekomst bun eco nomische kracht zullen moeten vinden. Het spaarsaldo, dit is het verschil tussen in lagen en terugbetalingen op spaarrekenin gen bij aangesloten boerenleenbanken, be liep zonder rentebijschrijving 149 (164) miljoen; de procentuele toeneming van het spaartegoed met 11 (14,2) °/o was hoger dan bij andere groepen van spaarinstellin- gen. De aan onze boerenleenbanken toever trouwde spaargelden stegen met inbegrip van bijgeschreven rente van 1.359 tot 1.552 min. De creditsaldi in lopende rekening bleven met 174 miljoen nagenoeg gelijk. In to taal namen de aan de aangesloten boeren leenbanken toevertrouwde gelden toe van 1.544 miljoen tot 1.744 miljoen, dat is met 12,9 16,5) °/o. I let uitstaand bedrag aan door de aangeslo ten boerenleenbanken verleende kredieten en voorschotten gaf in het verslagjaar een stijging te zien met 146 (129) miljoen tot 783 (637) miljoen, dit is een toeneming met 23 (25) Het totaalbedrag der door boerenleenbanken nieuw verstrekte voor schotten beliep in het verslagjaar 202 172) miljoen. Deze ontwikkeling heeft opnieuw bijge dragen tot een versterking van de financië le positie der aangesloten boerenleenban ken. Kon de eigen vermogenspositie der boerenleenbanken in de jaren 1958 en 1959 telkens worden verbeterd met een bedrag van 3,8 miljoen respectievelijk 4,4 mil joen, na afschrijvingen op gebouwen ad res pectievelijk 1,2 en 2,3 miljoen, voor 1960 ramen wij deze vermogenstoeneming op meer dan 5 miljoen, nadat eveneens we derom ruime afschrijvingen op bedrijfsge bouwen zijn toegepast. De resultaten in 19(0 bij de Centrale Bank Het jaar 1960 kan voor de Centrale Bank als een gunstig jaar bestempeld worden. De activiteiten van de bank konden worden uitgebreid omdat de door de boerenleen banken aan de Centrale Bank toevertrouw de middelen in 1960 een stijging vertoon den van 848 miljoen tot 892 miljoen. Door deze stijging van de toevertrouwde midde len, door de uitbreiding van het geplaatste aandelenkapitaal en door de winst, die in 1960 gemaakt werd, steeg het balanstotaal voor het eerst in het bestaan van de Centra le Bank tot boven de 1 milliard gulden. Het verloop van het belanstotaal is als volgt ge weest: 1900 159.000 1910 5.170.000 1920 60.464.000 '93° 93.386.000 1940 107.500.000 1950 508.460.000 1960 1.011.3 24.000 Uit deze opstelling blijkt, dat na de 001- 4*7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 3