Geld- en Kapitaalmarkt Op alle terreinen manifesteert zich de over matige liquiditeit waarmede de Nederland se geld- en kapitaalmarkt op het ogenblik te kampen heeft. De daggeldmarkt was in januari doodstil op een officieel tarief van i°/o; ook een ver laging van de daggeldrente tot :,/4°/o in de eerste dagen van februari kon daarin geen verandering brengen. Overigens verbaas de zich daarover niemand: aan de hand van de weekbalansen van de Nederlandsche Bank had men kunnen narekenen dat boven de verplichte kasreserve vrij regelmatig nogeens circa 100 miljoen renteloos werd aangehouden. Deze renteloze „overstand" bleef ook onaangetast toen het kasreserve- percentage voor de januari-februari perio de was verhoogd van 8°/o tot 9%. Ook belegging in schatkistpapier wordt voortdurend onaantrekkelijker. Als resul taat van de inschrijving van 9 januari op 3- tot 12-maands schatkistpromessen kwamen disconto's van i3/8 tot 1 :V4°/o uit de bus. Bij de laatste hieraan voorafgaande tender (in augustus 1960) kwamen deze disconto's toch nog altijd :'/H a 3/4°/o hoger uit. Intussen hoe ven de inschrijvers, die op 9 januari ruim f 175 miljoen aan schatkistpapier afnamen, ondanks het lage disconto geen spijt te heb ben van hun aankoop: zij kunnen hun pro messen nü weer kwijt tegen een disconto dat nóg Vs°/o lager ligt dan dat van de toe wijzing. Het tegoed van het Rijk bij de Nederland sche Bank kwam door deze uitgifte van schatkistpapier ver over een milliard gul den; daarnaast had de Minister van finan ciën nog kans gezien, bij de Deutsche Bun desbank een schuld van ruim 200 miljoen vervroegd af te lossen. De uitgifte van schatkistpapier kwam dan ook zeker niet voort uit een directe behoefte aan geldmid delen doch diende duidelijk voor afroming van de oververzadigde geldmarkt. Ook de nieuwe staatslening kon alleen wor den verklaard in het licht van de overruime geldmarkt van het ogenblik. In de toelich ting bij zijn begroting had de Minister van Financiën de kapitaalbehoefte van het Rijk voor 1961 becijterd op netto 250 miljoen. De nieuwe lening, die al meteen in de gun stige markt van januari werd uitgeschre ven, werd gesteld op 350 miljoen, on danks het feit dat de schatkist zo ruim van middelen is voorzien. Klaarblijkelijk wilde de Minister met deze lening zo snel moge lijk en op aantrekkelijke voorwaarden een flinke portie geld uit de markt nemen. Tot welk bedrag er voor deze lening reële be langstelling was valt niet te zeggen; men taxeerde de behoefte op circa 600 mil joen. Ingeschreven werd voor ongeveer 6,5 milliard zodat de Agent van Financiën 502

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 18