Denemarken. In het midden van 1959 be
sloot de Deense regering minimum-prijzen
voor zuivelprodukten voor de afzet in het
binnenland in te voeren. Zij deed dit, op
aandrang van de landbouw, omdat het on
toelaatbaar werd geacht dat bij zeer lage
wereldmarktprijzen (boter-crisis van '58!)
de deensc consumenten niet meer dan deze
lage prijzen zouden blijven betalen. De
deense landbouw was echter van oordeel
dat de vastgestelde minimum-prijzen -
voor boter 3,30 per kg en voor de andere
zuivelprodukten hiervan afgeleide mini-
mum-prijzen - te laag waren. Deze mini-
mum-prijs van 3,30 (6 kronen) was in een
wet vastgelegd.
De deense landbouw zocht naar andere me
thoden om tot een verhoging van de bin
nenlandse zuivelprijzen te geraken en wel
langs de weg van afspraken tussen de zui
velfabrieken onderling. Na vele maanden
en vele moeilijkheden kwamen er uiteinde
lijk tussen de 1300 zuivelfabrieken kartel
afspraken tot stand. Zij wilden voor de af
zet op de binnenlandse markt uitgaan van
een producentenprijs voor boter van 4,15
(71 kronen). Maar daarmee ging de deen
se kartelraad niet akkoord; zij keurde een
prijs van slechts (hoogstens) 7 kronen,
d.w.z. 3,75 per kg goed.
Tengevolge hiervan is de verbruikersprijs
(Kopenhagen) gestegen tot ongeveer ƒ4,50.
De consumentenprijs voor consumptiemelk
zal met 3V2 a 4 ct. toenemen. Voor room en
kaas zullen eveneens aanmerkelijke prijs
verhogingen volgen. Men heett berekend
dat de inkomsten van de deense melkvee
houders door deze prijsverhoging met on
geveer 50 miljoen per jaar zal stijgen.
500
Door deze maatregelen is de lijn doorge
trokken, welke in de deense landbouwpoli
tiek eigenlijk reeds jarenlang gaande was:
bij de onzekere, wisselvallige en vaak on
gunstige wereldmarktprijzen zoekt de land
bouw een zekere compensatie op de binnen
landse markt. Dit houdt in dat de consu
menten niet meer - althans in veel mindere
mate - kunnen profiteren van buitengewo
ne lage prijzen op de wereldmarkten. Reeds
sedert jaren kent men in Denemarken ga
rantieprijzen voor tarwe en rogge - het
percentage van de verplichte inmenging van
binnenlands broodgraan ligt nu op of bij
100% - en ook voor suikerbieten. Enige
jaren geleden is Denemarken ook begon
nen met een soort van monopolieheffing op
import-voergranen. Via de centralisatie
van de export van varkensvlees kan, tot nog
toe echter slechts in betrekkelijk geringe
mate, ook het binnenlandse prijspeil voor
dit produkt worden gestabiliseerd. Ten
aanzien van eieren en slachtpluimvee - bij
deze produkten nemen de coöperaties een
minder sterke positie in dan bij zuivelpro
dukten en varkensvlees - bepalen de ex
portprijzen ook volledig de binnenlandse
prijzen.
De lage eierprijzen van 1959 hadden in De
nemarken tot gevolg dat het aantal leghen
nen aanmerkelijk ingekrompen werd. In
1960 exporteerde Denemarken circa 400
miljoen eieren of 22% minder dan in 1959.
Daar Engeland in het afgelopen jaar heel
wat meer deense eieren afnam, daalde het
aandeel van de afzet op duitse markt voor
de deense eier-export van 71 op 62%.
De duitse markt - met een invoer van 4V2 a
5 miljard stuks - rond 200 miljoen kleiner