New York deed ook de belangstelling al
daar voor Europese aandelen at nemen tot
dat deze tegen het einde van 1960 practisch
geheel was weggevallen.
Voor Amsterdam had dit tot gevolg, dat de
aandelenkoersen, die tot juli 1960 gemid
deld waren gestegen tot een peil van circa
22% boven dat van ultimo 1959, ondanks
de zeer goede gang van zaken in het be
drijfsleven, tegen het einde van 1960 waren
teruggezakt tot circa io°/o boven de koer
sen van einde 1959.
De ruimte op de geldmarkt en een ware
beleggingshonger bij de institutionele be
leggers deden de obligatiekoersen in de
loop van 1960 regelmatig stijgen. Dat des
ondanks de koersverbetering in totaal vrij
beperkt bleef, moet worden toegeschreven
aan de afromingspolitiek, die het Rijk en de
Bank voor Nederlandsche Gemeenten te
zamen het gehele jaar door hebben gevolgd.
De eerste beursdagen van 1961 wijzen er
echter op, dat de beleggers hun aandacht
- door de onzekere situatie op de aandelen
markt - meer en meer richten op de obliga
tiesector. Nu het mobiele materiaal van de
jongste leningen van het Rijk en van de
Bank voor Nederlandsche Gemeenten in
vaste handen is gekomen, is de stemming
op de obligatiemarkt dag aan dag zeer vast.
Koerstabel
30-12
-1959
29-12-
1960
31
Nederland
1947
93
(3.96%)
94
(3.87
3 V4°/o
Nederland
1954
88
(4.40%)
9°5/8
(4.16"/o)
3'V4°/o
Nederland
x953
941/*
(4,3 5°/o)
957/i.
(4-230/»)
42° 0
Nederland
1959
IOO'Vi.i
(4.48%)
i 0 i 3/h
(4.36%)
3V2°/o
Nederland
*9 56
927/s
(4.3 3%)
945/,i
(4.17%)
4 4° II
Nederland
J959
98t/i,1
(443
997/«
(4.271/0)
3°/°
Grootboek
1946
90V2
(4.16%)
913/.,
(4.03%)
3°/o
Investeringscert.
97V4
(3.72%)
98V4
(3.3 7"/o)
3%
Nederland
1962-64
98". 'in
(3.48%))
993/s
(3.230/0)
477