punten van de verschillende landen bleken
diametraal tegenover elkaar te staan en een
tussen-voorstel der Commissie leidde niet
tot een compromis, dat aanvaard werd. De
Commissie had namelijk voorgesteld, dat
bij toepassing van heffingen andere be
schermingsmaatregelen niet zouden mo
gen worden toegepast tenzij in noodgeval
len op basis van een gemeenschappelijke
procedure (van overleg of van beslissing?).
Enige landen (Duitsland, België, Luxem
burg) wilden het recht behouden om, wan
neer zij dit nodig achten, toch nog mini
mumprijzen of andere maatregelen te han
teren. Andere landen (Nederland, Italië)
achtten zulks onredelijk en onaanvaardbaar.
Uiteindelijk werd besloten dat heffingen
prioriteit zouden hebben hoven de andere
beschermingsmaatregelen en dat, telkens
wanneer voor een produkt tot invoering
van het heffingenstelsel zou worden beslo
ten, beslist zou worden over het al of niet
mogen hanteren van minimum-prijzen, etc.
Men kan er dus wel op rekenen, dat dit dis
cussiepunt in de loop van dit jaar telkens
weer voor de dag zal komen. De Commissie
moet n.1. vóór 31 mei a.s. met uitgewerkte
heffingsvoorstellen komen voor varkens
vlees en granen, en vóór 31 juli met voor
stellen voor suiker, eieren en slachtpluim-
vee.
Te vermelden valt nog, dat heffingen tege
lijkertijd moeten worden ingevoerd voor
het handelsverkeer tussen de L.E.G.-lan
den onderling én voor het handelsverkeer
van de L.L.G.-landen met derde landen.
Bovendien moeten deze heffingen onder
ling zó afgestemd zijn dat er voor de part-
nerlanden een zekere preferentie ten op
zichte van derde landen ontstaat. Derhalve
is te verwachten, dat de heffingen aan de
buitengrens hoger zullen liggen dan de bin-
nenheltingen. De basis voor de hellingen
zal gevormd moeten worden door de ver
schillen in prijzen van het exportland en
het importland, maar voor de zgn. dierlijke
en plantaardige verwerkte produkten door
het effect van de verschillen in grondstof
fen-prijzen (dit laatste echter met een zeker
voorbehoud).
De inkomsten uit de heffingen tussen de
E.E.G.-landen onderling vallen toe aan het
importland (Nederland heeft hierbij een
duidelijke reserve gemaakt: voorzover het
gaat om hellingen in verhand met binnen
landse toeslagen aan de producenten in het
exportland, zou het exportland de heffin
gen mogen innen en behouden). Ook de in
komsten uit heffingen, toegepast hij invoer
uit derde landen, zouden voor wat de voor
bereidingsperiode betreft voor het import
land zijn. Maar in toenemende mate zouden
door de E.E.G.-landen gelden beschikbaar
gesteld moeten worden voor de financie
ring van gemeenschappelijke activiteiten in
het kader van een gemeenschappelijk
marktbeleid.
De beslissingen van de Ministerraad laten
nog vele vragen onopgelost. Maar al met al
hebben we de indruk dat de nederlandse
ministers op deze conferentie eruit gehaald
hebben wat er, gezien de omstandigheden,
voor Nederland in zat.
475