de landen - o.a. met het oog op zijn indus
triële export - zoveel mogelijk in stand
houden. Duitsland wilde eigenlijk zijn ei
gen nationale markt- en prijsbeleid, zijn
prijsniveau en zijn handelspolitieke vrijheid
op agrarisch terrein zo lang mogelijk hand
haven. Vandaar een sterk verzet van duitse
zijde tegen een versnelde verlaging van
onderlinge invoerrechten of verruiming
van onderlinge invoercontingenten. Dit
werd gemotiveerd met de stelling, dat de
andere K.E.G.-landen allerlei concurrentie
vervalsende praktijken toepasten en dat de
ze eerst moesten worden aangepakt en be
perkt voordat er van een versnelling in de
landbouwsector sprake zou mogen zijn.
De meeste andere K.E.G.-landen waren wel
bereid enigermate voor bepaalde produk-
ten aan de duitse verlangens tegemoet te
komen. Maar zij stelden dat moeilijkheden,
welke in Duitsland of welk land van de
E.E.G. ook ontstaan door een geleidelijke
vrijmaking van het onderlinge handelsver
keer, moeten worden opgelost in het kader
van een gemeenschappelijk beleid. B.v. - en
dit werd speciaal van transe zijde gesteld
door invoering van heffingen tussen de
E.E.G.-landen onderling èn tussen de
E.E.G.-landen en de derde landen.
Op de vergadering van 20-21 december
moest Duitsland noodgedwongen wel ge
noegen nemen met veel geringere toezeg
gingen dan het aanvankelijk geëist had. In
de duitse landbouwpers komt men dan ook
weinig goede woorden tegen over de hou
ding van de duitse regering en over de be
sluiten van de Ministerraad. Duitsland eist
ook veel te veel: de andere landen zouden
terwille van Duitsland hun beleid op tal
van punten moeten wijzigen maar Duits
land zou zijn beleid moeten kunnen voort
zetten en de weg naar een gemeenschappe
lijk beleid nagenoeg volledig moeten kun
nen blijven blokkeren.
De belangrijkste beslissing van de Minister
raad had betrekking op een voorstel der
europese commissie ten aanzien van grond
beginselen voor heffingen. De Commissie
was van oordeel dat voor een aantal land-
bouwprodukten heffingen zouden moeten
worden ingevoerd, heffingen tussen de
E.E.G.-landen onderling en tussen deze
landen en de derde landen. Via deze heffin
gen zou een begin kunnen worden gemaakt
met de verwezenlijking van een gemeen
schappelijk beleid in de agrarische sector
en zou tevens een gemeenschappelijke op
lossing gevonden kunnen worden voor
moeilijkheden op het gebied van concur-
rentie-verhoudingen, voorzover deze
voortspruiten uit verschillen in landbouw
politiek.
Maar voordat de commissie aan de uitwer
king van concrete voorstellen voor de di
verse produkten wilde beginnen, wilde zij
eerst een uitspraak van de Ministerraad
hebben over een aantal grondbeginselen.
De ontwerp-resolutie welke zij hiervoor
hij de Raad indiende hield een acht-tal be
ginselen in.
Hierover is in de Ministerraad meer dan 10
uur gediscussieerd totdat men het om kwart
voor vier in de nacht eens kon worden. I Iet
grootste probleem werd gevormd door de
vraag of hij toepassing van heffingen nog
andere beschermingsmaatregelen (mini
mum-prijzen, contingenten) al dan niet
zouden mogen worden toegepast. De stand-
474