mens om te weten wat is en wat behoort te
zijn, bevredigt; dat het niet alleen de eco
nomie is die een antwoord op die vragen
geeft; dat het maatschappelijk gebeuren
niet uitsluitend een economisch gebeuren
is. Toch was evengeschetste wetenschappe
lijke instelling van Wim verklaarbaar. Wie
zijn liefde geeft aan een bepaalde weten
schap zo intens als Wim de economie heelt
beoefend en daarbij uitblinkt zoals met
Wim als economist het geval is geweest,
aan deze valt het niet altijd gemakkelijk
open te staan voor de aspecten, welke door
een andere wetenschap worden benaderd.
Hierbij kwam, dat Wim door zijn kennis
ook van die wetenschappen, welke voor een
economist slechts hulpwetenschappen zijn,
en door zijn ingeboren neiging om zelf de
problemen op te lossen, in den beginne er
maar moeilijk toe kon komen om op ande
ren een beroep te doen. Het was Wim,
scherpzinnig en gevoelig als hij was, echter
al heel spoedig duidelijk, dat zijn instelling
en geaardheid niet alleen de oplossing van
de problemen zo niet in de weg stonden dan
toch vertraagden, maar ook dat zij zijn me
dewerkers pijn deden. En het is in het bij
zonder dit laatste wat Wim zeer heelt ver
driet. Hij had daarvan spijt en kwam daar
voor rondborstig uit. Hij begon een groots
gevecht met zijn eigen ik, een gevecht, dat
hem de zegepraal der zelfoverwinning en
ons een collega schonk, die streefde naar
een zo volledig mogelijke samenwerking en
die alle waardering vermocht op te brengen
voor het weten en kunnen van ons allen.
Wanneer wij spreken van ons allen, dan
doelen wij niet alleen op de categorie van
collegae, die het meest geroepen was met
Wim samen te werken. Zijn waardering
ging evenzeer uit naar de personen, die het
meer eenvoudige werk hebben te doen.
Zijn waardering was niet exclusief, doch
betrof ons allen van hoog tot laag en hij liet
daarvan blijken in en door zijn persoonlijke
omgang met ieder van ons. En wij allen
hebben van onze kant Wim de waardering
gegeven, die hem zozeer toekwam. Deze
wederzijdse waardering heeft bijzonder
prettige verhoudingen tussen Wim en ons
doen ontstaan, zakelijke en persoonlijke
verhoudingen, die naar onze, menselijke
berekening voortijdig een einde hebben ge
nomen. Wij hebben Wim moeten afgeven.
Ons blijft echter een mooie herinnering aan
een collega, die ons echt dierbaar was ge
worden en die wij niet zullen vergeten.
Laat ons eindigen met de bede, dat God aan
Wim, die zo knap en naarstig heeft ge
poogd een oorzakelijke verklaring en een
opbouwende kritiek van het economische
gebeuren te geven, moge schenken de volle
aanschouwing der waarheid in Zijn zalige,
eeuwige rust.
MR. II. LE LOUX
465