zij lid zijn van „het Corps". Ook buiten staanders beseffen wel dat dit veel tijd, meermalen zelfs veel nachtelijke tijd, kan vergen. Men zou kunnen denken, dat van den Wildenberg al die jaren „op zijn kast" heeft zitten „vossen"; maar bij informatie is mij verzekerd, dat dit niet het geval is geweest. Hij heeft redelijk aan het corpsle ven deelgenomen en hij was met name een zeer gewaardeerd lid van het dispuut „Air- borne" (een dispuut is een groepering van studenten in het corpsverband; de band tus sen de leden van een dispuut is, ook na het afstuderen, zeer hecht). Tijdens de studie voor het doctoraal exa men kwam bij van den Wildenberg een voorkeur voor de leer van de openbare fi nanciën tot uiting; hij had dit vak als keuze vak voor zijn doctoraal examen genomen (in Tilburg behoorden in 1952 tot het doc toraal examen in de economische afdeling, bedrijfseconomische richting, vijf verplich te vakken en een keuzevak). Zodoende leerde ik deze student al vrij spoedig ken nen als een die boven de middelmaat uit blonk. Na zijn afstuderen heeft hij de ge noemde voorliefde steeds behouden, zelfs versterkt. Voor een gedeelte leidde zijn functie als wetenschappelijk ambtenaar bij het Centraal Planbureau daartoe. Doch ook tijdens zijn detachering bij de economische afdeling van de N.A.V.O. te Parijs en ver volgens tijdens een, overigens geheel an ders gerichte, werkzaamheid als secretaris van de „Commissie Landbouwkrediet" en de daarop volgende functie van directie secretaris bij de Centrale Boerenleenbank, wist hij zijn belangstelling voor de leer van de openbare financiën te vergroten en in verscheidene publicaties te uiten (o.a. in de Annalen van het Thijmgenootschap, in het Maandschrift Kconomie en in Finanz- archiv). Toen ik een deel van mijn taak moest laten schieten, gat het Curatorium van de hoge school hem met ingang van 1 maart jl. een leeropdracht in de theorie van de openbare financiën. Vooral deze opdracht, waarvan hij zich nauwgezet kweet, gaf hem veel vol doening; ik mag wel zeggen, dat de moder ne economische vraagstukken van de open bare financiën hem hadden gegrepen. Reeds kort na zijn doctoraal had hij zijn zinnen gezet op een proefschrift tot het verkrijgen van de graad van doctor in de economische wetenschappen. Een promo tie tot doctor is de eigenlijke afsluiting en tevens de bekroning van een academische studie. In zijn proefschrift en in de verdedi ging daarvan kan de doctorandus op de meest geëigende wijze blijk geven van een zelfstandige, wetenschappelijke bewerking van een bepaald onderwerp. Het aantal promoties loopt in verhouding tot het aan tal van hen die het doctoraal examen heb ben afgelegd, helaas sterk terug. Drs van den Wildenberg wilde een disser tatie voorbereiden over de herverdeling van de inkomens door middel van de open bare financiën. Dit was geen gemakkelijk onderwerp, doch hij hield er aan vast, ook toen hij tijdens zijn dagelijks werk voor meer dan één ander onderwerp uit de leer van de openbare financiën met geringere moeite materiaal had kunnen verzamelen. Blijkbaar had de niet gelijke verdeling van 462

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 10