welke de schuld voor hun rekening hebben
genomen, als schuldenaren te erkennen,
dan stelle men zich in verbinding met de
Rechtskundige Afdeling, welke dan zal
trachten een regeling te treffen, die zoveel
mogelijk aan de bedoelingen van de recht
verkrijgenden beantwoordt, zonder dat
daarbij enig recht voor de boerenleenbank
verloren gaat.
Borgtochten
1. Komt een borg voor een voorschot of
crediet te overlijden, dan treden zijn recht
verkrijgenden als borgen, ieder voor het
deel hunner gerechtigheid, in de plaats van
de overleden borg. In dit verband zij opge
merkt, dat met betrekking tot het dagvaar
den van de rechtverkrijgenden van een
overleden borg hetzelfde geldt als ten aan
zien van het dagvaarden van de rechtver
krijgenden van een overleden voorschot
nemer of credietnemer. Binnen één jaar na
het overlijden kunnen dus ook de gezamen
lijke rechtverkrijgenden van de overleden
borg nog te diens sterfhuize worden gedag
vaard. Na genoemde termijn van één jaar
moet men elke rechtverkrijgende afzon
derlijk te zijnen woonhuize laten dagvaar
den voor diens aandeel.
2. Zoals elke overeenkomst moet ook de
overeenkomst tussen de boerenleenbank
en de borgen te goeder trouw worden uit
gevoerd. De boerenleenbank moet met de
redelijke belangen van de borgen rekening
houden. Op de boerenleenbank rust een
zekere zorgverplichting, in het bijzonder
wanneer de borg is overleden. De rechtver
krijgenden van de overleden borg dienen
dus niet alleen van het bestaan van de borg
tocht op de hoogte te worden gebracht,
doch tevens moet getracht worden de borg
tocht door andere zekerheid te vervangen,
zulks in ieder geval, wanneer de borgtocht
een crediet betreft. De na het overlijden
van de borg voor een crediet plaats gevon
den trekkingen op het crediet vallen nl. on
der de ten laste van de rechtverkrijgenden
doorlopende borgtocht, hetgeen bij een
eventuele latere realisering van de borg
tocht tot onaangename gevolgen kan
voeren.
3. Onverwijld dient voor andere zeker
heid te worden zorggedragen, wanneer de
voorschotnemer of credietnemer zelve be
hoort tot de rechtverkrijgenden van de
overleden borg. In dat geval is n.1. de borg
tocht voorzoveel de voorschotnemer c.q.
credietnemer betreft, teniet gegaan; men
kan nl. geen borg zijn voor zichzelf.
Hypotheken
1. Komt een voorschotnemer of crediet
nemer te overlijden, dan kunnen de hypo
theken volgens het model H 4 en H 5 niet
dienen tot zekerheid voor geldverstrekkin-
gen aan de rechtverkrijgenden van de over
ledene. De hypotheek strekt immers al
leen tot zekerheid van de eigen schulden
van de overleden voorschotnemer c.q. cre
dietnemer en niet ook tot zekerheid van
de schulden van diens rechtverkrijgenden.
2. Komt de echtgenoot van een voorschot
nemer of credietnemer te overlijden en
loopt er een hypotheek volgens het model
435