persoonlijkheid bezittende verenigingen of fondsen hetzij ten name van „De Voorzit ter van(volgt naam van de niet- rechtspersoonlijkheid bezittende vereni ging of fonds)" hetzij ten name van „Piet Jansen, Voorzitter (Secretaris, penning meester van(volgt naam van de betrokken instelling)". In het verleden werd reeds herhaalde ma len er op aangedrongen het aanleggen van dergelijke rekeningen te vermijden. Vol gens de wet moet nl. de boerenleenbank de inlegger als de enige gerechtigde op het tegoed aanmerken. Komt deze te overlij den, dan betekent dit dat de boerenleenbank moet uitbetalen aan de rechtverkrijgenden van de inlegger, hetgeen tot conflicten kan en dikwijls ook zal voeren met de contri buanten van de betrokken instelling. De boerenleenbank kan echter niet anders handelen dan de wet haar in deze te han delen voorschrijft. Meestal zullen de recht verkrijgenden van de overleden inlegger wel genegen zijn om tot een voor de con tribuanten aannemelijke regeling mede te werken, doch de boerenleenbank staat daar geheel buiten. Verlangen de rechtver krijgenden van de overleden inlegger dat aan hen wordt uitbetaald, dan zal de boe renleenbank zulks hebben te doen. Het lijkt ons daarom dringend gewenst, dat de onderhavige rekeningen in ieder geval gesteld worden ten name van de inlegger. De feitelijke toestand is dan tenminste in overeenstemming met de wettelijke. Het ontmoet evenwel geen overwegend be zwaar, indien men onder de naam van de inlegger een aantekening stelt b.v. Voor zitter, Secretaris, penningmeester van. (volgt naam van de betrokken instelling). Enige betekenis mag echter noch door de inlegger noch door de boerenleenbank aan zulk een toevoeging worden gehecht. ii. Tegoeden op naam van een vennoot schap onder firma, welke evenmin als de hiervoor onder 10 bedoelde instellingen, rechtspersoonlijkheid bezit, mogen wel worden aangehouden, omdat het vermo gen van een vennootschap onder firma als een afzonderlijk van de vermogens van de vennoten afgescheiden vermogen wordt beschouwd. Aan het vermogen van een vennootschap onder firma wordt dus een zekere zelfstandigheid toegekend. Dit be tekent echter niet, dat men bij het overlij den van een der vennoten niets met diens rechtverkrijgenden zou te maken hebben. Komt een van de vennoten te overlijden, dan gaat zijn deelgerechtigheid in het op naam van de vennootschap onder firma uitstaande tegoed over op zijn rechtver krijgenden en kan door de overblijvende vennoten in beginsel dus niet zonder me dewerking van die rechtverkrijgenden worden beschikt. Het is evenwel mogelijk, dat in het vennootschapscontract een rege ling is getroffen, hierop neerkomende, dat het vermogen van de vennootschap onder firma bij het overlijden van een der ven noten verblijft aan de overblijvende ven noten. Wensen de overblijvende vennoten op grond van zulk een regeling over het te goed zonder medewerking van de recht verkrijgenden van de overleden vennoot te beschikken, dan vrage men alvorens enige uitbetaling of overboeking plaats vindt, ad vies aan de Rechtskundige Afdeling. 430

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 30