op het agrarisch vlak. Minister en Kamer zijn hieromtrent erg bezorgd, ja zeer on gerust. Het gevaar dreigt, dat er wat land en tuinbouw betreft geen of nagenoeg geen vooruitgang zal worden geboekt, terwijl in de industriële sector de verwezenlijking van de E.E.G. in een versneld tempo door gaat. Men moet vrezen dat dan in de E.E.G. een situatie gaat ontstaan, zoals we die in de Benelux hebben zien groeien: een (spoedige) gemeenschappelijke markt voor industrieprodukten met een impasse in de agrarische sector. Vandaar dat in de Twee de Kamer werd aangedrongen op een kop peling van industrie en landbouw. De Ne derlandse regering zou zich met een ver snelling van de E.E.G. voor de industrie slechts akkoord mogen verklaren, wan neer tegelijkertijd een behoorlijke vooruit gang in de agrarische sector verzekerd is. In deze richting werd een motie ingediend, ondertekend door leden van alle grote fracties. Met de inhoud hiervan kon mi nister Marijnen zich verenigen; hij zag de ze als een steun in zijn rug, wanneer hij (op 6 en 7 december) in de E.E.G.-minis terraad de nederlandse landbouwbelangen moet gaan verdedigen. Drs. Bogaers van de K.V.P. verklaarde zich echter en hij sprak namens meer le den van de K.V.P.-fractie - tegen deze motie. De versnelling van de E.E.G. zou moeten doorgaan vanwege de grote daar aan voor Nederland verbonden belangen, ook al zou - onverhoopt - de landbouw hierbij ver ten achter blijven. Wij betreu ren deze openbare uitlating van drs. Bo gaers, niet alleen omdat daardoor de on derhandelingspositie van Nederland wordt verzwakt, maar ook om een andere reden. De koppeling van industrie en landbouw is voor ons land waarschijnlijk de enige kans - die misschien spoedig verdwijnt - om de E.E.G. op het landbouwvlak op gang te brengen. Het gaat nu in de E.E.G. rondom de land bouw erg spannen. Op zeer korte termijn - misschien al op de vergadering van de E.E.G.-ministerraad van 6-7 december - zullen er positieve of negatieve beslissin gen worden getroffen over diverse onder werpen en maatregelen in de agrarische sector. Zal men althans voor enkele pro- dukten willen beginnen met heffingen tus sen de E.E.G.-landen onderling? Zullen wanneer deze onderlinge heffingen wor den toegepast, de partnerlanden nog be schermingsmaatregelen mogen toepassen zoals contingenteringen, lange termijn con tracten, minimum-prijzen? Zullen er zgn. objectieve criteria worden vastgesteld ten aanzien van de vaststelling en toepassing van minimumprijzen? Zullen er beslissin gen vallen op het gebied van concurrentie vervalsende maatregelen? enz. Het zijn allemaal moeilijke onderwerpen en er zijn tussen de E.E.G.-landen hier over nog belangrijke meningsverschillen. Wij hopen desondanks, dat binnen zeer af zienbare tijd een werkelijk begin wordt gemaakt met de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt en prijsbeleid voor land- en tuinbouw. Maar men moet erop rekenen, dat de nederlandse minis ters weer - zoals in mei j.1. - hard en hard- nékkig zullen moeten vechten. Wij wen sen hen veel sterkte én veel succes toe. 416

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 16