Na de eerste ronde van sprekers heerste er een grote politieke spanning. Zouden de minister - die pas de volgende dag zou antwoorden - en de regering bereid zijn in redelijke mate tegemoet te komen aan de wensen en verlangens van de Tweede Ka mer? Zou dit niet het geval zijn, dan werd een scherpe botsing tussen regering en Ka mer verwacht met mogelijk belangrijke politieke consequenties. In zijn antwoord verdedigde minister Ma- rijnen uitvoerig het landbouwbeleid van de regering en ook de vastgestelde garan tieregelingen. Hij stelde dat de regering gestreefd had naar een behoorlijk even wicht tussen de diverse belangen en doel stellingen, welke bij het landbouwbeleid aan de orde komen, en dat naar zijn me ning een dergelijk evenwicht ook bereikt was. Tegenover de garantieprijs van melk van 28,30, beperkt tot 5 miljard kg, ston den aanvullende maatregelen voor de zand- bedrijven (een verhoging van de toeslag over de voergranen van 150,- tot 200,- per ha) en de overheidsmaatregelen (af schaffing omzetbelasting op boter en ver hoging van het vetgehalte van de consump- tiemelk), waardoor de opbrengst van de melk op de markt flink zou stijgen. Maar hij erkende tenslotte toch dat het niet ze ker was dat daardoor uiteindelijk een vol doende compensatie aan de bedrijven zou worden geboden. Daarom was de regering bereid de garantieprijs te verhogen tot 28,50. De garantie-hoeveelheid van 5 miljard was voor de regering ook geen on wrikbaar gegeven, geen heilig getal en om dit aan te tonen zou het verhoogd worden tot 5,1 miljard kg. Na het antwoord van de minister werden de beraadslagingen opnieuw geschorst om de fracties de gelegenheid te geven zich over dit antwoord te beraden. Zouden zij genoegen nemen met de verhoging van de garantieprijs voor melk met 0,20 en die van het kwantum met 0,1 miljard kg? Door deze wijzigingen zou de totale opbrengst voor de melkveehouders met ongeveer 15 miljoen stijgen; maar dat is nog niet de helft van hetgeen het Landbouwschap gevraagd had (nog afgezien van hetgeen het Landbouwschap extra voor de zand gebieden had voorgesteld). Sprekers uit diverse fracties waren van mening dat de Minister veel te weinig had toegegeven en zij lieten dat ook duidelijk blijken. Er werd zelfs een motie ingediend, welke betrekking had op de onbevredigen de positie van de gemengde zandbedrijven. De K.V.P.-spreker, mr. Brouwer, was evenmin tevreden over de concessies, waartoe de regering bereid was. Maar hij zag hierin toch het positieve voordeel, dat op deze wijze van regeringszijde was er kend, dat zowel de garantieprijs als het kwantum op een te laag niveau waren vast gesteld. Hij deed de suggestie, dat de mi nister op korte termijn contact met het Landbouwschap zou opnemen om samen na te gaan of van een (minimaal-) bevredi gende positie voor de zandbedrijven zou kunnen worden gesproken. De minister verklaarde zich hiertoe bereid. Hoe een en ander zal aflopen, zal pas op donderdag 8 december blijken. Veel minder verschil van mening was er tussen de Tweede Kamer en minister Ma- rijnen over de ontwikkelingen in de E.E.G. 4i5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 15