Landbouw-economisch
nieuws
Rondom de landbouwbegroting heeft het
dit jaar in de Tweede Kamer wel bijzon
der gespannen en op dit moment - 3 de
cember - is de spanning nog niet geheel
geweken. Van alle kanten werd storm ge
lopen tegen de door de regering vastge
stelde garantieregelingen, met name tegen
de garantieprijs van f 28,30 per 100 kg
melk voor een hoeveelheid van 5 miljard
kg. De aanvallen op de minister kwamen
niet alleen van de oppositie - de P.v.d.A. -
maar evenzeer van de aan de regering nauw
verwante politieke fracties, de V.V.D., de
A.R., de C.H. èn de K.V.P. Als K.V.P.-
spreker trad ditmaal op mr. T. Brouwer
(algemeen secretaris van de K.N.B.T.B.),
die daarmee zijn eerste rede als kamerlid
hield.
De critiek op en de bezwaren tegen de re-
gerings-beslissing waren van velerlei aard
en het is ondoenlijk hieromtrent een afge
rond overzicht te geven. Wij volstaan met
op enkele belangrijke bezwaren te wijzen,
vooral op die welke door mr. Brouwer
naar voren werden gebracht:
- de georganiseerde landbouw heeft zich
akkoord verklaard met beduidend scher
pere normen voor de kostprijsbereke
ningen, welke - dat was ook te voorzien
- tot aat.merkelijk lagere kostprijzen
hebben geleid;
- het zou indruisen tegen de grondslagen
van de gedifferentieerde loonvorming
en tegen de gemaakte afspraken, wan
neer bij de vaststelling van de garantie
prijzen niet zou worden uitgegaan van
kostprijs produktiviteitsruimte. En
toch heeft de regering de garantieprijs
voor melk vastgesteld op de kostprijs
zonder enige produktiviteitsruimte;
- het bevriezen van het garantie-kwan
tum weer op 5 miljard kg is onbillijk,
omdat zo aan de melkveehouders eerst
via de lagere kostprijs (voorzover deze
voortspruit uit de hogere produktie per
koe/ha) en dan nog eens via het bevrie
zen van het kwantum de vruchten van
deze produktiviteitsverbetering worden
onthouden;
- de budgetaire positie en de algemene
economische situatie zijn gunstig en het
zou ontoelaatbaar zijn een verlaging van
de overheidsuitgaven uit hoofde van de
garantieregelingen door te voeren, on
geacht de rentabiliteitspositie van de
landbouw in het kader van de algemene
welvaarts-ontwikkeling;
- bij de vastgestelde garantieregelingen
zou door vele weidebedrijven en spe
ciaal voor talrijke gemengde zandbedrij-
ven de inkomenspositie slechter worden
en dit in een tijd dat de meeste andere
bevolkingsgroepen zich in een stijgende
welvaart verheugen.
414