het inkomen, dat in een bepaald jaar is ge
noten. Ook wanneer iemand een bedrijf
uitoefent wordt de winst over een bepaald
jaar vastgesteld en hierover wordt de be
lasting berekend. De inkomstenbelasting
werkt met een zg. progressief tarief, d.w.z.,
dat het percentage belasting dat over het
inkomen betaald moet worden, stijgt naar
mate het inkomen hoger wordt. Dit beeft
tot gevolg, dat wanneer iemand in een jaar
een laag inkomen heeft en in een volgend
jaar een hoog hij over beide jaren aanzien
lijk meer aan belasting moet betalen dan
wanneer hij in beide jaren de helft van het
in beide jaren samen verdiende vermogen
zou hebben genoten. Vooral in de land- en
tuinbouw treedt het verschijnsel van sterk
wisselende inkomens veelvuldig op. Weers
omstandigheden kunnen de oorzaak ervan
zijn, dat in sommige jaren slechts een zeer
laag inkomen en in andere jaren een veel
hoger inkomen gehaald wordt.
Reeds verschillende malen is in het verle
den van de zijde van de landbouworgani
saties erop aangedrongen, dat in de inkom
stenbelasting voorzieningen zouden wor
den getroffen, welke de ongerechtvaardig
de werking van de progressie zou matigen.
Het stemt tot verheugenis, dat de bewinds
lieden in het nieuwe ontwerp gepoogd heb
ben hieraan tegemoet te komen. Of zij in
de uitwerking geslaagd zijn wagen wij te
betwijfelen. Deze uitwerking is als volgt.
Nagegaan wordt welke het belastingbedrag
is, dat in totaal over drie opeenvolgende
jaren bij de normale toepassing van de ta
riefstabel betaald moet worden. Vervol
gens wordt berekend hoe hoog deze totale
belasting zou zijn, indien aan elk van deze
drie jaren een derde van het in deze jaren
totaal genoten inkomen zou zijn toegere
kend. Alleen wanneer het eerstgenoemde
belastingtotaal het tweede totaal met meer
dan 10% overtreft, welke 10% bovendien
nog minstens 300,— moet zijn, kan tot
herziening van de aanslagen worden over
gegaan.
De teruggave beloopt dan het verschil tus
sen de werkelijk over de drie jaren betaal
de belasting en de belasting, welke bij ge
lijkmatige verdeling in totaal betaald zou
zijn, verminderd met 10% (minimaal
300,—) van dit laatste totaal.
Wij zijn van mening, dat deze limites van
10% en 300,— veel te hoog zijn. Handha
ving van deze limites zal ertoe leiden, dat
het in de wet neergelegde principe in vele
gevallen een dode letter zal blijven.
Indien de wetgever van mening is en o.i.
zeer terecht, dat middeling van inkomens
mogelijk moet zijn, dan moet hij daarnaast
geen eisen stellen die ertoe leiden, dat deze
middeling in vele gevallen in de praktijk
niet zal kunnen worden toegepast.
(wordt vervolgd)
386