RECHT EN WET Het nieuwe ontwerp voor de Inkomstenbelasting In juli van dit jaar zijn door de bewinds lieden van Financiën enkele belastingwets ontwerpen bij de Staten Generaal inge diend. Een hiervan is het ontwerp op de inkomstenbelasting. In dit ontwerp wor den verschillende regelingen aangetroffen, welke speciaal van belang zijn voor de agrarische stand. Het is onze bedoeling in dit en in een of meer volgende artikelen de voor de landbouw van belang zijnde onderdelen van deze nieuwe regelingen na der te belichten en onze visie hieromtrent te geven. Waarde-veranderingen van onroerende goederen in de land- en tuinbouw Het belangrijkste verschilpunt tussen het thans geldende besluit inkomstenbelasting en het nieuwe wetsontwerp met betrek king tot de agrarische stand is gelegen in het vervallen van de vrijstelling voor win sten bij verkoop van onroerende goederen, welke tot een landbouwbedrijf behoren. In het thans geldende besluit Inkomstenbe lasting komt in artikel 6, lid 2 de volgende bepaling voor: „Waarde-verandering van onroerende goederen welke tot het landbouwbedrijf van de belastingplichtige behoren, heeft geen invloed op de winst, behalve voorzo ver de verandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan." Deze bepaling is van zeer veel belang voor de landbouw. Wanneer onroerende goede ren behorende tot een landbouwbedrijf vervreemd worden, geschiedt dit meestal, omdat aan deze onroerende goederen een andere bestemming gegeven wordt. Veel vuldig komt het voor, dat land- of tuin- bouwgronden nodig zijn voor het vestigen van nieuwe woonwijken en dat de land- of tuinbouwers verplicht worden deze gron den te verkopen. Deze gronden brengen bij verkoop een prijs op, die in overeen stemming is met de nieuwe bestemming namelijk te dienen voor stadsuitbreiding en deze prijs ligt veelal aanzienlijk hoger dan de waarde van de grond als land- of tuinbouwgrond. Door de werking van de bepaling van artikel 6 lid 2 wordt voorko men, dat de land- en tuinbouwers bij de realisering van deze waardestijging een aanzienlijk deel van de opbrengst aan de fiscus moeten afstaan. In het nieuwe wets ontwerp komt een soortgelijke bepaling niet meer voor. Dit betekent derhalve, dat indien het wetsontwerp onveranderd tot wet zou worden verheven, de gerealiseerde waardestijgingen in de toekomst deel gaan uitmaken van de aan de belastingheffing onderworpen winst. Een dergelijke belast- 383

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 27