Ie beleggingsverkeer in de weg worden ge
legd (Duitsland, Zwitserland).
Naast deze reëel-genoemde vraag, die ge
richt is op het goud als veilig geacht tijde
lijke beleggingsobject, kwam medio okto
ber plotseling de speculatieve vraag naar
voren: een goudkoorts die alleen uit is op
„winst op korte termijn". Geruchten de
den de ronde, als zou New York, door
de ongunstige ontwikkeling van de Ame
rikaanse betalingsbalans en de daarmede
gepaard gaande afvloeiing van goud, ge
dwongen zijn de afgifteprijs van zijn goud
te verhogen. Daarbij realiseerde men zich
minder scherp, dat Amerika zijn goud
moeilijkheden zo nodig ook op andere ma
nieren kon oplossen dan door een prijsver
hoging, waarbij te denken valt aan een mo
dernisering van de nog zeer conservatieve
dekkingsregeling.
Inmiddels kwam de Londense goudmarkt
tot rust en handhaafde New York zijn be
reidheid tot het afgeven van goud tegen
een onveranderde prijs. Aan buitenlandse
medewerking heeft het bij deze stabilisatie
zeker niet ontbroken. Zo onthielden de
buitenlandse centrale banken, tegenover
welke banken de toezegging tot afgifte van
Amerikaans goud geldt, zich van een om
zetting van dollars, terwijl Londen uit ei
gen voorraden van de Bank of England en
naar men vermoedt met behulp van
de Bank van Zuid Afrika vlot goud afgaf
tot herstel van de rust. Enige tegemoet
koming aan de Amerikaanse moeilijkhe
den zag men verder in de discontoverla
ging te Londen en Frankfort, waarmede
aan het grote renteverschil in vergelijking
met New York enigszins werd tegemoet
gekomen.
Koerstabel
372°/o Nederland
(3.86%)
37„% Nederland
3 V4% Nederland
372% Nederland
955A
472°/o Nederland
(4>34°/o)
ioi72
(4-33°/o)
474°/o Nederland
993A
3% Grootboek
3% Investeringscert.
987,
(3,63%)
983/s
(3-55°/o)
3% Nederland
993A
7-10-60
4-11-60
1947
9413/16
(3,86%)
94?/8
1954
90
(4,22%)
9°V 8
(4.21%)
1953
957/ie
(4,23%)
9513/16
(4-19°/0)
1956
941'5/10
(4,09%)
(4.01%)
1960 I
IOlVg
1959
(4,28%)
997/10
(4.32%)
1946
9374
(3,89%)
921V10
(3.88%)
1962-64
(3^3%)
99V4
(3.27%)