een andere bank. Terwille van het leden-
winnen wordt wel eens wat door de vin
gers gekeken.maar fair vinden we deze
houding bepaald niet. Het is van ongemeen
groot gewicht als er een juiste verstand
houding heerst tussen bestuur en leden.
Weglopen is doorgaans een bewijs van
zwakheid.
Voorbijgaande aan tal van kleinere en toch
wel belangwekkende zaken rondom de fi
nancieringskwesties, in verband met onze
boerenleenbanken, komt nu de vraag aan
de orde: Welke hoofdlijneti kunnen in het
bankbeleid van de oprichting af tot op he
den worden getrokken?
Gesticht in een tijdvak van grote armoede
brachten de boerenleenbanken ordening in
het denken en handelen van vele duizenden
kleine tuinders en boeren, let wel, op het
gebied van de bedrijfsfinanciering. Dat is
het eerste waarop met grote nadruk ge
wezen moet worden.
Na en tijdens de opgang, welke de land- en
de tuinbouw in en na de eeuwwisseling
doormaakten, stonden de boerenleenban
ken aan hun zijde. De opbloei van de tuin
bouw ging gepaard met de opbloei van de
ze banken. Alle ouderen onder onze lezers
zullen dit uit de jaren twintig nog uit er
varing weten.
Tijdens de daarop volgende crisistijd is er,
zover ons bekend, door niet één boeren
leenbank het mes op de keel gezet van de
noodlijdende tuinders. Hoe men toen de
talloze „moeilijke gevallen" gefinancierd
heeft is veelszins onder de dekmantel ge
bleven; vast staat echter dat er nergens
„duistere praktijken" zijn toegepast. Be-
37*
Een opname van het interieur
van de Boerenleenbank te Gouda
kend is dat in de jaren twintig enkele han
delsbanken zich met de financiering van
het tuinbouwbedrijfsleven gingen bezig
houden. Hoe deze bankinstellingen han
delden met de vele tuinders die in finan
ciële nood geraakten, ligt vele ouderen nog
vers in het geheugen. Als ze er aan terug
denken lopen de rillingen nog over hun
ruggen. Crisis-hypotheekwetten, allerlei
soort steunmaatregelen, een teeltregeling
etc. hielpen de tuinders door en over de
moeilijkheden heen. De tuinbouw is dank
zij de overheidsmaatregelen voor een drei
gende ondergang behoed. Het is ons van
nabij bekend dat het groot-bankkapitaal,
als een noodlottig gevolg van de crisis, en
kele tuinbouwbedrijven in handen kreeg.
De tuinders werden in deze gevallen pach
ters van deze bedrijven. Voor de betrokken
bank(en) was dat schijnbaar een winst
punt, spoedig bleek dat aan dit „verhuren"
groot nadeel verbonden was.
De voorstanders, die thans in theorie ijve
ren voor het inschakelen van groothan
delsbankkapitaal, mogen zich eens afvragen
of dit stukje geschiedenis, namelijk bedrij-