aan de cultuurtechnische werken, waarbij door middel van de ruilverkavelingen het platteland een betere leefbaarheid gegeven wordt. Dergelijke ruilverkavelingen bren gen ingrijpende investeringen met zich en wijzigen vaak de mentaliteit van de agra rische bevolking in aanzienlijke mate. Zoals in het voorgaande reeds is gebleken wordt in de nota inzake de ruimtelijke or dening veel aandacht besteed aan de ont wikkeling in het Westen van Nederland. Men verwacht immers dat de bevolkings aanwas van 1950-1980 in Nederland 3,8 millioen zal bedragen, waarvan, indien geen maatregelen zouden worden genomen, 1,9 millioen zich zou vestigen in de Randstad Holland en 1,9 millioen in de andere delen van het land. Met behulp van specifieke maatregelen zal men aan deze bevolkings aanwas enige spreiding kunnen geven, zo dat het inwonertal van de Randstad Hol land slechts met 1,5 millioen zou toenemen en overig Nederland met 2,3 millioen. De regering stelt daarom dat haar beleid zal worden gericht op: a. verdere ontwikkeling van de randstad zelf voor de specifieke taak van dit gebied; b. stimulering van de probleemgebieden; c. bevordering van een grote bevolkings opname in de overige gebieden buiten de Randstad Holland. Deze maatregelen kunnen in algemene zin door ieder worden omschreven. Helaas is onze indruk, dat de verdere uitwerking hiervan in de nota wel erg vaag is gehou den. Aantekeningen bij de statistische gegevens 354 De besparingen bij de plaatselijke boerenleenbanken hebben zich in de maand augustus gunstig ontwikkeld. Voor de eerste maal van dit jaar was het verschil tussen de inlagen en terugbetalingen hoger dan in de over eenkomstige periode van het vorig jaar. Het spaartegoed steeg van 1.435,7 miljoen per einde juli tot 1.454,5 miljoen per ultimo augustus. Ook het saldo, dat de rekeninghouders in rekening-courant aanhouden vertoonde een kleine stijging. Per sal do zijn de toevertrouwde middelen gestegen met 20,1 miljoen. Hiertegenover vertoonden de eigen uitzettingen een toename van 13,4 miljoen. Deze stijging kon dus ruim schoots gefinancierd worden uit de toename van de toevertrouwde middelen. Van de eigen uitzettingen bleven de kredieten in rekening-courant op gelijk niveau, terwijl de voorschotten stegen met 10,7 miljoen. Ten aanzien van de besparingen over 1960 constateren we dat de spaarresultaten bij de Bondspaarbanken, de Raiffeisenbank te Utrecht en de Centrale Bank te Eindhoven achterblijven bij die van het vorig jaar. Alleen bij de R.P.S. ligt het spaarsaldo in vergelijking met 1959 hoger. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in de uitkering ineens aan bepaalde categorieën van inkomens trekkers en met name de ambtenaren. Als tweede factor kunnen we wijzen op de Rijksambtenaren-spaarrege ling, waarvan vermoedelijk de Rijkspostspaarbank het meest heeft geprofiteerd. De spaarresultaten over de maand september 1960 van de boerenleenbanken, aangesloten bij de Centrale Bank te Eindhoven, blijken evenals in de maand augustus hoger te zijn dan in de overeenkomstige maanden van 1959. Gedurende deze maand werd er 12,1 miljoen meer ingelegd dan terugbetaald, terwijl dit in september 1959 10,7 miljoen was. Mogelijk wijst dit op een omslagpunt, omdat vermoedelijk de invloed van de droogte van het vorig jaar uit gewerkt is. Het spaaroverschot bij de R.P.S. en de boerenleenbanken aangesloten bij de Raiffeisenbank te Utrecht bedra gen respectievelijk 11,4 en 16,6 miljoen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 42