volgens de ambtenarenspaarregeling per
i januari van het daarop volgende jaar
van de rekening worden afgeboekt. Door
het afboeken van het volgens de ambte
narenspaarregeling vrijgekomen bedrag
komt echter de jeugdspaarovereenkomst
te vervallen, omdat per i januari meer
wordt afgeboekt dan in dat jaar is ge
spaard.
c Volgens de jeugdspaarwet mag maxi
maal 200,— per jaar gespaard worden,
terwijl de Premiespaarregeling Rijks
ambtenaren geen maximum spaarbe-
drag per jaar kent. Zou derhalve meer
dan 200,— per jaar gespaard worden
door inhouding op het salaris, dan kan
het meerdere niet op de jeugdspaarreke-
ning worden bijgeschreven.
d De Premiespaarregeling Rijksambtena
ren staat niet toe, dat op de rekening an
dere bedragen worden bijgeschreven dan
die, welke door inhouding op het salaris
worden gespaard. De Jeugdspaarwet be
vat ten aanzien van de gestorte bedragen
alleen de bepaling, dat het maximum per
jaar 200,— niet mag overtreffen.
Wordt derhalve door inhouding op het
salaris minder dan 200,— gespaard, dan
mag volgens de ambtenarenspaarrege
ling niet, doch volgens de jeugdspaarwet
wel bijgestort worden door de spaarder
zelf.
e Volgens de Jeugdspaarwet wordt de ge
kweekte rente bij het tegoed bijgeschre
ven en komt voor premiëring in aan
merking.
De ambtenarenspaarregeling verbiedt
de bijschrijving van gekweekte rente.
Overigens is in een aantal spaarregelingen
voor gemeente-personeel door de betrok
ken gemeente de bepaling opgenomen, dat
de combinatie ambtenarenspaarrekening
tevens jeugdspaarrekening niet is toege
staan.
Op grond van het bovenstaande zal het
duidelijk zijn, dat het combineren van amb
tenaren- en jeugdsparen op één rekening
door de plaatselijke bank ten sterkste moet
worden ontraden.
3. Moet de rente en de eveittueel verdien
de premie, die door de jeugdspaarder op
een jeugdspaarrekening wordt genoten, in
fiscaal opzicht geacht worden te behoren
tot het inkomen van de ouders?
Ter beantwoording van deze vraag dient
onderscheid gemaakt te worden tussen
rente-opbrengsten en verdiende premie.
Ten aanzien van de rente-opbrengsten is
in art. 10 lid 2 van de Jeugdspaarwet be
paald, dat deze niet vallen onder het wette
lijke vruchtgenot. Dit houdt in, dat de ren
te inkomen van het kind is. Bijvoeging bij
het inkomen van de vader behoeft slechts
plaats te vinden, indien de vader voor het
betrokken kind kinderaftrek geniet en hij
voor een aanslag in de Inkomsten Belasting
in aanmerking komt.
Met betrekking tot de premie heeft de Mi
nister van Financiën in de toelichting op
de Jeugdspaarwet verklaard van mening te
zijn, dat deze premie buiten de heffing van
de Inkomsten Belasting moet worden ge
laten. Conform deze mening behoeft der
halve bij de aangifte voor de Inkomsten
Belasting met deze bedragen geen rekening
te worden gehouden.
35i