neer regelmatig bedrijfskredieten zouden worden verleend gaat de vrijstelling ver loren. Het zal duidelijk zijn, dat het verbod van bedrijfskredietverlening ten aanzien van de spaarbanken is opgesteld teneinde te voorkomen, dat er een discriminatie zou optreden in de fiscale behandeling van be lastingplichtigen, die dezelfde aktiviteiten bedrijven, met name derhalve tussen spaar banken en algemene banken. Wanneer spaarbanken bedrijfskredieten zouden verlenen, zouden zij daardoor ko men op het terrein, dat ook bestreken wordt door de algemene banken, die voor hun winsten geen vrijstelling genieten. In dien de fiscus dan toch aan de spaarbanken een vrijstelling zou geven zou er een dis criminatie ten gunste van de spaarbanken en ten nadele van de algemene banken op treden en zouden de spaarbanken in een gunstiger concurrentiepositie worden ge bracht. Doordat de vrijstelling verloren gaat wanneer bedrijfskredieten worden verleend, bereikt de fiscus, dat althans de fiscale maatregelen geen invloed op de con currentiepositie uitoefenen. De boerenleenbanken verlenen wel be- bedrijfskredieten en kunnen dus hoewel bij haar ook sprake is van het beleggen van spaargelden geen gebruik maken van de z.g. spaarbankvrijstelling. De winst van de boerenleenbanken kan echter gesplitst worden in een winst, welke voortvloeit uit het beleggen van spaargelden op dezelfde wijze als dit door de spaarbanken geschiedt en in een winst, welke voortvloeit uit het beleggen van spaargelden in de vorm van kredietverlening aan bedrijven. Wanneer nu ten aanzien van de boeren leenbanken voor de gehele winst het nor male tarief Vennootschapsbelasting zou gelden, zou een discriminatie ten nadele van de boerenleenbanken ontstaan, voorzo ver de winst voortvloeit uit het beleggen van spaargelden anders dan in de vorm van kredietverlening aan bedrijven. De on derkenning van deze discriminatie is de aanleiding geweest voor een gereduceerd tarief bij de boerenleenbanken. Zodra ech ter aan de boerenleenbanken een geredu ceerd tarief wordt verleend, bestaat het ge vaar, dat hierdoor een discriminatie ten na dele van de algemene banken wordt geëf fectueerd. Immers voorzover de boeren leenbanken kredieten verlenen voor be drijfsdoeleinden zouden zij hetzelfde ter rein kunnen betreden als de algemene ban ken, die voor de gehele winst onderworpen zijn aan het normale tarief. Wil de fiscus het odium van deze discriminatie niet op zich laden dan dient zij ervoor te zorgen, dat de boerenleenbanken terzake van hun kredietverlening beperkingen toepassen. Deze eis vloeit voor de fiscus voort uit de stelling, dat de fiscale heffing moet getui gen van een neutraliteit ten opzichte van de onderscheidene ondernemingsvormen. Wanneer nu nagegaan wordt, welke be perking in de kredietverlening voor de fis cus zinvol en voor de boerenleenbanken acceptabel is, dient bedacht te worden, dat in de fiscale wetgeving geen tarief speciaal voor boerenleenbanken is ontworpen. De fiscale wetgeving spreekt over een tarief voor besloten kredietverenigingen en on der deze sector kunnen de boerenleenban ken begrepen worden. Het fiscale begrip 345

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 33