RECHT EN WET
Boerenleenbanken en
belastingen
In verband met de indiening van het ont
werp Vennootschapsbelasting bij de Sta-
ten-Generaal is de belastingheffing bij
rechtspersonen in het centrum van de be
langstelling gekomen. Het lijkt dan ook
dienstig de belastingheffing bij de boeren
leenbanken te bespreken. Daar het nog
geruime tijd zal duren alvorens het nieu
we ontwerp tot wet verheven wordt, zal
voornamelijk gesproken worden over de
regeling zoals deze thans geldt, waarbij
bij wijze van aanduiding de aandacht zal
worden gevestigd op eventuele verande
ringen ten opzichte van de bestaande toe
stand.
In deze beschouwing zal eerst aandacht
geschonken worden aan het gereduceerde
tarief (thans 20%) voor de boerenleen
banken, terwijl vervolgens een reeks pun
ten besproken zal worden, welke van
belang zijn voor de fiscale winstbepaling.
Het gereduceerde tarief voor boerenleen
banken is gebaseerd op de bepaling in ar
tikel 7 van de achtste aanvullingsbeschik
king luidende: „De belastingvoet wordt
„verlaagd tot op twintig ten honderd voor
„de kredietverenigingen op onderlinge
„grondslag of op coöperatieve grondslag,
„welke de kredietverlening uitsluitend tot
„de leden beperken en over de eigen mid
delen geen uitdelingen doen."
Bij ministeriële resolutie dd. 8 juni 1943
no. 2 is aan de belastingdienst medege
deeld, dat aangenomen mag worden, dat
de boerenleenbanken, aangesloten bij de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te
Utrecht en bij de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven aan de hier-
voren vermelde eisen voldoen, tenzij het
tegendeel blijkt. Het belang van genoem
de resolutie is, dat de belastingdienst niet
behoeft te onderzoeken of een boerenleen
bank aan de eisen voldoet, doch ervan kan
uitgaan, dat dit het geval is. Zou evenwel
blijken, dat de boerenleenbank niet aan de
eisen voldoet dan is de fiscus uiteraard ge
rechtigd en verplicht de boerenleenbank
te belasten volgens het normale tarief, dat
varieert van 43%—47%.
De vraag komt nu naar voren waarom een
dergelijke reductie aan besloten kredietin
stellingen wordt verleend en hoe de in ar
tikel 7 neergelegde eisen in de praktijk ge
ïnterpreteerd dienen te worden.
De tariefsreductie staat in verband met de
vrijstelling van belasting, welke spaarban
ken genieten terzake van de winst, die ge
maakt wordt op het beleggen van de toe
vertrouwde spaargelden.
De spaarbanken verkrijgen winsten door
dat de rente, die gekweekt wordt op de be
legging van spaargelden en de gevormde re
serves hoger is dan de rentevergoeding op
de spaargelden en de bedrijfskosten van de
302