In de loop van de laatste jaren zijn de handelsbanken ertoe overgegaan om met toepassing van dit instituut zich meer en meer ook met spaaractiviteiten te gaan be zig houden. In het algemeen hebben ech ter noch de spaarbanken noch de boeren leenbanken zich door deze ontwikkeling hij de handelsbanken in haar rentepolitiek laten leiden. Sommige spaar- en boeren leenbanken, die het meest van deze con currentie van de handelsbanken te duch ten hadden, zijn ertoe overgegaan pro centueel gaat het hier echter slechts om een betrekkelijk gering aantal van deze banken de rente voor de z.g. dadelijk opvraagbare spaargelden te verhogen tot 374°/o. In het algemeen evenwel is deze gehandhaafd op het ook bij de R.P.S. gel dende renteniveau van 3%. In navolging van de Amsterdamsche Bank is de boeren leenbankorganisatie van Eindhoven ertoe overgegaan om ook z.g. rentespaarboekjes in te voeren, waarop een minimum saldo van 100,— moet worden aangehouden. Over deze rekeningen wordt een rente ver goed van 3 740/o zoals ook bij de Amster damsche Bank en bij de Nederlandsche Handel Maatschappij op overeenkomstige rekeningen het geval is. Feitelijk onjuist is derhalve de mededeling, die ik tegen kwam in het dagblad „Het Parool" van donderdag 7 juli jl. waarin werd gesteld: „boerenleenbanken en handelsbanken geven op spaarrekeningen met een hoog saldo en een beleggingskarakter een ho gere rente dan de R.P.S. en de lokale spaarbanken. Terwijl deze laatsten op oude rekeningen in het algemeen 3®/o geven, vergoeden de algemene banken en de boerenleenbanken op rekeningen met een beleggingskarakter een duidelijk hogere rente. De boerenleenbanken gaan daarbij tot minstens 372% en de alge mene handelsbanken gaan soms nog ver der." Ik moge het nog eens herhalen, in het al gemeen wordt zowel bij de spaarbanken als bij de boerenleenbanken eenzelfde ren te vergoed voor dadelijk opvraagbare spaargelden als thans bij de R.P.S. gebrui kelijk is, nl. 3% behoudens een enkele uitzondering. Alleen bij de boerenleen bankorganisatie van Eindhoven geldt de regeling van het z.g. rentespaarboekje, waarbij de rentevergoeding echter niet hoger ligt dan 3Y//0. Dit z.g. rentespaar boekje wordt echter slechts in defensieve zin toegepast. Per 1 juni jl. beliep het op deze boekjes gestorte bedrag nog geen 17 millioen, dit is i°/o van de in totaal aan deze boerenleenbankorganisatie toever trouwde spaargelden. Duidelijk blijkt hier uit, dat men slechts schoorvoetend en liefst zo weinig mogelijk de handelsban ken in deze wil volgen. Kennelijk denken spaar- en boerenleenbanken daarbij, dat zij onder alle omstandigheden spaarbankacti viteiten dienen te verrichten, terwijl de handelsbanken desgewenst zich van dit terrein weer kunnen terugtrekken, indien door de ontwikkeling van de rentestand en van de conjunctuur, de aantrekking van deze spaargelden niet meer zo lonend is. Daarom is naar mijn mening de tijd nog niet rijp om nu reeds bij een eerbiedwaar dig instituut als de R.P.S. is in overweging te nemen het voorbeeld van de handels- *33

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 5