Kassiersproblemen
De in het vorige nummer opgenomen
aanmoediging tot het inzenden van vragen
voor deze rubriek, heeft reeds effect ge
had. Door verschillende banken werden
inmiddels nieuwe vragen ingezonden. Wij
hopen gaarne dat ook andere kassiers hier
uit moed zullen putten en opkomende
vragen op juridisch of administratief ter
rein ter kennis van de Redactie Maande
lijkse Mededelingen zullen brengen. Wij
zijn er van overtuigd, dat de inzenders van
vragen ook andere kassiers daarmede een
dienst bewijzen. Het komt ons echter nut
tig voor er op te wijzen, dat moeilijkheden
van bijzondere aard niet op een oplossing
behoeven te wachten tot het antwoord op
een daarover gestelde vraag in deze ru
briek verschijnt. Het inzenden van een
vraag wordt uiteraard op prijs gesteld,
doch inmiddels kan, als dit nodig is voor
een spoedige oplossing, contact worden
opgenomen met de districts-inspecteur of
met de betrokken afdeling van de Centrale
Bank, terwijl ook de afdeling Voorlichting
gaarne bereid is inlichtingen te verstrek
ken. Zonder dat daarom bij het inzenden
van vragen nadrukkelijk wordt verzocht,
zal echter de betrokken bank van de Cen
trale Bank geen rechtstreeks antwoord
ontvangen.
1. Moet bij verpanding van effecten aan de
bank bewaarloon in rekening voorden ge
bracht aan de pandgever?
De pandnemer (dus de bank) is verplicht
de in pand genomen stukken „als een goed
huisvader" te beheren en wanneer aan dit
beheer kosten verbonden zijn, komen deze
kosten ten laste van de pandgever.
De plaatselijke Boerenleenbank is krach
tens de bepalingen van het Onderling
Waarborgfonds gehouden de in onder
pand genomen stukken in bewaring te ge
ven bij de Centrale Bank. Zij mag zich aan
deze verplichting niet onttrekken en is dus
gedwongen voor het onderpand kosten te
maken.
Deze kosten zullen derhalve door de pand
gever gedragen moeten worden.
2. Aan een lid van onze bank werd enige
jaren geleden een voorschot verstrekt ad
f 6.000,— en een crediet in lopende reke
ning ad f 4.000,—, beiden met hypothecai
re zekerheid krachtens een akte H. 5 met
een hypotheekstelling ad f 10.000,—.
Inmiddels is door aflossing het saldo van
het voorschot teruggelopen tot f 4.800,—,
terwijl door toepassing van credietvermin-
dermgen het momentele crediet nog
f 3.400,— bedraagt. Is er bezwaar tegen als
de debetstand op de lopende rekening met
crediet oploopt tot f 3.200,—, zijnde het
266