maatstaven, die uitsluitend ter beoordeling
staan van de Raad. Deze aanvullende uit
keringen zullen geschieden aan de gepen-
sionneerden van wie het pensioen c.q. het
pensioen van hun overleden echtgenoot is
ingegaan voor i maart 1957. Het in 1960
niet tot uitkering komende gedeelte van
het bedrag van 125.000,— zal worden
aangewend voor aanvullende uitkeringen
in 1961 aan de alsdan nog in leven zijnde
leden van dezelfde groep pensioentrekken-
den.
Zulks houdt in, dat deze groep in 1961
per hoofd in geen geval meer zal ontvan
gen dan hetgeen in 1960 als aanvullende
uitkering is uitbetaald.
Overeenkomstig het desbetreffend voor
stel is het de bedoeling deze aanvullende
uitkering ter beschikking te stellen van
pensioentrekkenden, waarhij echter aan de
werkgever de keuze zal worden gelaten,
of de uitkering rechtstreeks door de BTL
aan de betrokkenen zal geschieden of dat
deze zal geschieden via de werkgever, on
der mededeling, dat deze uitkering moet
worden uitbetaald aan de betrokkenen,
waarbij echter de werkgever een eventueel
te verlenen duurtetoeslag kan verrekenen.
Inmiddels hopen wij, dat de werkgevers
zoveel mogelijk erin zullen toestemmen,
dat de uitkeringen rechtstreeks door BTL
zullen geschieden, uiteraard desgewenst
onder verrekening of intrekking van toe
slagen, die anders door de instellingen zelf
ter beschikking zouden zijn gesteld. In dit
verband kan erop worden gewezen, dat
commissarissen van BTL ernaar willen
streven, om deze winstuitkeringen aan
pensioentrekkenden, die voorshands be
perkt zijn tot diegenen, of hun nagelaten
betrekkingen, die voor 1 maart 1957 wer
den gepensionneerd, en die uiteraard on
verplicht geschieden en derhalve geen en
kele aanspraak voor de toekomst scheppen,
desondanks zoveel mogelijk voor de toe
komst veilig te stellen, zodat de werkge
vers bij hun beslissingen inzake de door
hen te kiezen wijze van uitkering ervan
kunnen uitgaan, dat de uitkeringen op het
thans vastgestelde peil aan dezelfde be
trokkenen ook wel in de toekomst zullen
geschieden. Bij de vaststelling van de
maatstaven, waarnaar deze aanvullende
uitkeringen zullen geschieden, zal worden
rekening gehouden met de stijging van de
kosten van levensonderhoud sedert de pen
sionnering. De procentuele toeslag, die in
sommige gevallen tot 100% zal gaan, maar
daarboven niet zal uitkomen, zal derhalve
hoger zijn voor diegenen, die gepension
neerd werden in jaren, waarin de koop
kracht van de gulden relatief hoger was
dan thans, d.w.z. dat met deze aanvullende
uitkering de waardevermindering van het
geld sedert de pensionnering gedeeltelijk
gecompenseerd wordt.
Uitdrukkelijk zij hieraan toegevoegd, dat
met deze wijze van vaststellen van de aan
vullende uitkeringen, d.w.z. een wijze van
vaststelling waarbij rekening wordt ge
houden met het verloop van de indexcij
fers voor de kosten van levensonderhoud,
thans op geen enkele wijze kan worden
vooruitgelopen op de vraag, of op verdere
aanvullende uitkeringen kan worden gere
kend, indien de indexcijfers voor levenson
derhoud onverhoopt verder zouden stij
gen. Te dien aanzien behouden directie en
250