lingen berekende rente op 5% ligt, zou
een subsidie ten belope van maximaal 3%
kunnen betekenen, dat de Belgische land
bouwer voor sommige leningen maar 2%
rente zal behoeven te betalen. Het wets
ontwerp heeft globaal aangeduid voor
welke leningen dergelijke subsidies kunnen
worden verkregen; de indruk bestaat dat
zulks voor vrij veel leningen het geval zal
zijn.
Een dergelijke koerswijziging in het land
bouwbeleid zal uiteraard niet zonder con
sequenties kunnen blijven voor Nederland.
De Belgische en Nederlandse rentetarieven
liepen tot dusver niet ver uiteen. Indien
het wetsontwerp wordt aanvaard zal de
Belgische landbouwer tegen een veel gun
stiger rentevoet kunnen lenen dan zijn Ne
derlandse collega. Dat zulks de concurren
tieverhouding beïnvloedt zal weinig be
toog behoeven.
In het algemeen zijn wij geen voorstander
van door de overheid te verstrekken rente
subsidies. De Commissie Landbouwkre
diet heeft ten dien aanzien het volgende
opgemerkt:
„In het algemeen is de commissie geen
voorstander van dergelijke rentesubsidies.
In Nederland is de land- en tuinbouw in
voldoende mate gefinancierd met kredie
ten tegen kapitaalmarktvoorwaarden. In
de E.E.G.-landen is rentesubsidie echter
een veel voorkomend verschijnsel. Bij een
verdere voortgang van de economische sa
menwerking zal dit er toe kunnen leiden,
dat, zolang de distorsies nog niet zijn op
geheven, op dezelfde wijze te werk zal
moeten worden gegaan, of op andere wijze
een tegemoetkoming zal moeten worden
geboden".
Het lijkt thans er op, dat van de Euro-
marktlanden alleen Nederland nog niet is
overgegaan tot het verstrekken van rente
subsidies.Als gevolg daarvan rijst de vraag,
of ook Nederland niet daartoe zal moeten
overgaan, teneinde distorsies, d.w.z. een
ombuiging van het handelsverkeer in land-
bouwprodukten ten nadele van Nederland
te voorkomen. Ook rijst de vraag, of hier
niet een taak ligt voor de E.E.G. commis
sie om in deze een zekere uniformiteit te
bevorderen.
Nieuv/s van het Inspectiefront
Met ingang van 1 juli 1960 zijn de heren
Drs. P. J. Jans, Drs. W. Schats en M. de
Wit, tot dusver assistenten bij de inspec
tiedienst bevorderd tot adjunct-inspecteur.
Gaarne wensen wij deze heren geluk met
hun bevordering en spreken de hoop uit,
dat zij in hun kwaliteit van adjunct-inspec
teur bij mogen dragen tot de verdere groei
van onze organisatie.
De heer Jans was tot dusver assistent in
de inspectie Arnhem, doch zal als adjunct
inspecteur werkzaam zijn in de inspectie
Breda.
De heren Schats en de Wit blijven als ad
junct-inspecteur werkzaam bij de Centrale
Inspectie.
245