Aantekeningen bij de statistische gegevens
J
Circulaires no. 933 941
Achtereenvolgens wordt behandeld in:
circulaire no. 933 dd. 28-3-1960 (Diver
sen): enkele benoemingen bij de inspectie
dienst van de Centrale Bank;
circulaire no. 934 dd. 19-4-1960 (Admi
nistratie): de uitkering van de Droogte
toeslag 1960;
circulaire no. 935 dd. 25-4-1960 (Diver
sen): enige richtlijnen voor de bezoekers
van de Algemene Vergadering van de Cen
trale Bank;
circulaire no. 936 dd. 26-4-1960 (Voor
schot- en Kredietverlening): de invoering
van speciale formulieren voor taxaties van
hypothecaire onderpanden;
circulaire no. 937 dd. 29-4-1960 (Propa
ganda): de spaarfolder „Uw geld in goede
handen";
circulaire no. 938 dd. 6-5-1960 (Voor
schot- en Kredietverlening): de invoe
ring van het formulier BG II voor het
aanvragen van goedkeuring voor het ver
lenen van voorschotten en kredieten voor
financiering van bedrijven buiten land- en
tuinbouw;
circulaire no. 939 dd. 9-5-1960 (Salarissen
en Sociale Voorzieningen): de salarisbijslag
ad 2l/2°/o per 1 april 1960 in verband met
Je melkprijs- en huurverhoging;
circulaire no. 940 dd. 20-5-1960 (Salaris
sen en Sociale Voorzieningen): de toeken
ning van vacantietoeslag over 1960 aan
kassiers en assistenten;
circulaire no. 941 dd. 21-5-1960 (Admi
nistratie): de handleiding voor kassiers
voor de uitvoering van de premiespaarre
geling voor rijksambtenaren.
Bij een vergelijking van de verzamelbalansen per ultimo maart en ultimo april constateren we dat het
balanstotaal van de april-balans bijna 13 miljoen lager is dan het totaal van de maart-balans.
Als de oorzaak hiervan is aan te wijzen de daling van de toevertrouwde middelen.
Weliswaar vond er een geringe stijging plaats van het spaartegoed, doch de creditsaldi in rekening-courant
daalden van 158 miljoen tot ƒ144 miljoen.
Deze daling van de toevertrouwde middelen is niet verontrustend. De geringe stijging van het spaartegoed
stemt zelfs tot tevredenheid, daar men in verband met het seizoenspatroon eerder een ontsparing dan een
besparing verwacht.
Tegenover de daling van de toevertrouwde middelen vond er een toeneming plaats van de eigen uitzet
tingen.
De credieten in rekening-courant stegen met 5 miljoen van ƒ119 miljoen tot 124 miljoen, terwijl de
voorschotten een toename vertoonden van 13 miljoen, zodat deze stegen van ƒ560 miljoen tot ƒ373 mil
joen.
Ook deze ontwikkeling is, gezien het structurele karakter van de landbouw, normaal te noemen. Immers
in deze tijd van het jaar moeten de nodige voorzieningen getroffen worden voor de nieuwe oogst; zoals
b.v. het aankopen van poot- en zaaigoed.
De daling van de toevertrouwde middelen en de stijging van de eigen uitzettingen kwamen volledig ten
laste van de liquiditeiten, welke een afname vertoonden van ƒ32 miljoen.
227