nemen en dit in een tijd waarin nog maar nauwelijks van een arbeidsreserve sprake is, kan men zich voorstellen, dat De Ne- derlandsche Bank nauwlettend de ontwik keling blijft volgen. Herhaaldelijk hoort men ook hier weer spreken van kredietbe- perkingsmaatregelen. Terwijl de vierweekse periode van 6 mei tot 3 juni zoals die in onderstaande koers- tabel is geschetst, voor de obligatiemarkt overwegend iets lagere koersen had te zien gegeven, was de markt na de Pinksterda gen bepaald vast. De nieuwe staatslening, waarop per 9 mei was ingeschreven tegen de koers van 99V4%, en die in de eerste dagen na de toewijzing was verhandeld beneden de koers van uitgifte, sloot de Pinksterweek op IO0V10. Eenzelfde ontwikkeling gaven gemeente leningen te zien: 474%>-leningen, waarvoor men op 3 juni koersen noemde rond 963/4°/o, sloten een week later bijna een punt hoger op 975/8°/o. Gaat men er hierbij van uit, dat de hoge geldmarktrente, zoals die gegolden heeft van medio mei tot medio juni, uit typische geldmarktoorzaken is gegroeid en dus van zeer tijdelijke aard zal zijn, dan kan het welhaast niet anders of de Bank voor Ne- derlandsche Gemeenten zal in de vastge- stemde obligatiemarkt van medio juni wel aanleiding zien weer spoedig met een nieuwe lening te komen. De mogelijkhe den voor het slagen van zulk een nieuwe lening lijken volop aanwezig en de behoef te van de Bank voor Nederlandse Ge meenten kent zowat geen grenzen. Koerstabel 3M°/o Nederland (3,99%) 3 3^°/o Nederland 887, 887, (4,36%) 3^4% Nederland 93 78 93 72 (4,39%) 3//2°/o Nederland 1956 93 V, (4,2 ï°/o) 93Vio 472% Nederland 995/s (4,54%) (4,56%) 47<4°/o Nederland (4>54%) 97"/io (4,53%) 3% Grootboek 897,, (4,33°/°) 897, (4,34%) 3% Investeringscert. 97 (3.75°/o) 967, 3% Nederland 97 (3,59%) 973/ (3.5 9°/®) 6-5-1 960 3-6-1960 1947 92% 925/16 (4,00%) 1954 (4,36%) 1953 (4,40%) (4,25%) 1960 I 991/2 1959 97V2 1946 (3,81%) 1962-64 218

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 22