vrij spoedig konsekwenties zullen heb
ben voor de positie van onze land- en
tuinbouw, met name in de veehouderij-
sektor. Gezien de in omvang snel toege
nomen boter- en kaasvoorraden in ons land
is het een gelukkig verschijnsel dat de
melkproduktie, naar het zich laat aanzien,
haar top heeft bereikt. In de week van
15-22 mei werd 170.000 ton melk aan de
fabrieken afgeleverd, d.i. slechts iets meer
dan in de voorafgaande week. In de eerste
vijf maanden van dit jaar werd ongeveer
14% meer melk afgeleverd dan in de over
eenkomstige periode van 1959, maar de
voorsprong t.o.v. vorig jaar is in de loop
van mei aanmerkelijk kleiner geworden
(beneden 10% tegenover bijna 20% in
januari en februari).
De markt voor varkens blijft nog moeilijk
en wankel, maar toch zijn de vooruitzich
ten wel wat gunstiger dan enkele maanden
geleden. Wij hopen maar dat het Italiaanse
invoerverbod voor slachtvarkens en var
kensvlees dit vanwege de sterk gedaalde
prijzen in dit land geen roet in het eten
zal gooien. Maar de varkenshouders zullen
vooralsnog de nodige voorzichtigheid
moeten betrachten ten aanzien van de om
vang van hun varkensstapel. Met de prij
zen van eieren gaat het nu al heel wat
beter en het ziet ernaar uit, dat de inkrim
ping van de pluimveestapels in vele west-
europese landen en de afremming van de
invoer uit landen als Polen ten gevolge
zullen hebben, dat de eierprijzen zich in
de komende maanden zullen bewegen op
een voor de pluimveehouder bevredigend
niveau.
Vooral voor talrijke kleinere gemengde
bedrijven zijn de varkens- en eierprijzen
van uitzonderlijk grote betekenis. Dit is
nog eens overduidelijk gebleken uit een
nieuw onderzoek, door het Landbouw
Economisch Instituut ingesteld naar de
ontwikkeling van het kleine-boeren-vraag-
stuk op de zandgronden in de periode
1949-1958. Dit L.E.I.-rapport geeft diver
se interessante gegevens omtrent de ver
anderingen in de grootte, de arbeidsbezet-
ting, de intensiteit van de bedrijfsvoering
en de arbeidsproduktiviteit.
In het tijdvak 1947-1957 is het aantal be
drijven, kleiner dan 7 ha, waarvan de ex
ploitant landbouwer van hoofdberoep is,
met 29% gedaald. De gemiddelde opper
vlakte is in de zandgebieden gestegen en
verwacht mag worden dat deze spontane
bedrijfsvergroting zich in de toekomst zal
voortzetten. Opvallend is ook dat de be
weeglijkheid van de grond in de zandstre
ken nog vrij groot is en dat de vergrotin
gen sterk overheersen ten aanzien van het
aantal verkleiningen.
In de periode 1949-1958 is de arbeidsbe-
zetting op de gemengde zandbedrijven be
duidend kleiner geworden: het aantal vol
waardige arbeidskrachten nam met 13%)
af. Interessant is dat 44% van de zandbe
drijven het karakter hebben van het zgn.
eenmansbedrijf: de werkzaamheden wor
den verricht door de boer, eventueel ge
holpen door vrouw en/of dochter. Onge
veer 34% van de bedrijven behoort tot de
zgn. vader-zoonbedrijven: het werk wordt
verricht door de boer plus een of meer
215