andere landen. Uit deze gegevens blijkt, dat de Nederlandse spaarbanken zeker geen slecht figuur slaan. Tenslotte behandelt het verslag enige bij zondere onderwerpen, als de bezitsvor ming, het rentebeleid, de seizoenbeweging van inlagen en terugbetalingen en de groei der spaarbanken. Ten aanzien van het streven naar bezits vorming staat de Nederlandse Spaarbank- bond enigszins gereserveerd. Het verslag zegt daarover: „De beperkte som welke voor premiëring in aanmerking zal komen, de mogelijkheden tot verschuiving van oude besparingen of tot premiëring van oude bestedingen zien wij als bezwaren. Daarenboven moet worden verwacht dat de premieregeling niet zal gelden boven een bepaalde inkomensgrens waardoor de inkomenstrekkers van wie men op het stuk van besparingen het meest mag verwach ten, zullen worden uitgesloten. De algemene bezitsvormingspremiëring is waarschijnlijk een maatregel waarvan de macro-economische betekenis niet moet worden overschat. Een aanwijsbaar effect zal zij slechts hebben voor de beperkte- groep, die in de gelegenheid zal zijn ervan te profiteren. Zij vormt mitsdien slechts een sociaal-psychologische maatregel ter stimulering van bezit als grondslag voor maatschappelijk verantwoordelijkheidsge voel. Doch ook ten aanzien van haar be tekenis als zodanig zijn onze verwachtin gen niet hoog gespannen." De Nederlandse Spaarbankbond ziet meer heil in een straffe politiek tot handhaving van de waarde van het geld en in fiscale maatregelen ter bevordering van het spa ren. Hoewel wij het belang van deze laat ste maatregelen zeker niet willen onder schatten, hebben wij toch wel begrip voor het bezwaar, door de Spaarbankbond zelf naar voren gebracht tegen het premië- ringsstelsel nl. dat van dergelijke fiscale maatregelen een nog kleinere groep, zij het wellicht van geval tot geval in niet onbe langrijke mate, kan profiteren. Wij zijn dan ook van mening, dat de overheid juist een taak toekomt in de bevordering van het bezit bij de grote massa, die anders van de voordelen verstoken zouden blijven. Het mag dan waar zijn dat praktisch iede re nederlander reeds een spaarbankboekje heeft, het is evenzeer waar, dat het over grote deel van deze boekjes een saldo heeft, dat zo gering is, dat nog niet van enig bezit kan worden gesproken. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen, dat bij bezitsbevorderende maatregelen niet de aangroei van de spaargelden als zodanig als doel voorop zit, doch de be vordering van het bezit juist bij de grote massa. In het jaarverslag wordt ook de mening gegeven van de Nederlandse Spaarbank bond omtrent de aktiviteiten van de han delsbanken op het gebied van het sparen. Hierover zegt het verslag: „Wij betreuren het in hoge mate, dat de handelsbanken zonder voorafgaand overleg zich om der wille van de commercie meer in het bij zonder zijn gaan toeleggen op het aan trekken van spaargelden, een terrein dat van oudsher aan de spaarbanken voorbe houden is geweest en door hen, blijkens 209

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 13