van de landbouw in E.E.G.-verband is
voor de Nederlandse landbouw echter nog
veel erger en zou onoverzienbare nadelen
tot gevolg hebben. Ik denk hierbij niet al
leen aan de land- en tuinbouwbedrijven,
maar ook vele industriële en handelsbedrij
ven zouden in hun bestaan ernstig worden
bedreigd.
Wij menen er op te mogen rekenen, dat
onze regering, die t.a.v. deze kwestie tot
nu toe een krachtige houding heeft aan
genomen, op dit punt ook in de komende
besprekingen geen enkele concessie zal
doen en dat zij voor de landbouw geen
uitzonderingspositie toelaat bij een even
tuele verkorting van de overgangsfase.
In vergelijking met de onrust en de vele
onzekerheden, die zich in de land- en tuin
bouw in het verslagjaar voordeden, steekt
de gestadige ontwikkeling van de boeren
leenbanken zelf scherp af. Men kan bij de
boerenleenbanken spreken van een stevige
groei, die met weinig wijzigingen in het
beleid is gepaard gegaan. De rente op
spaargelden kon het gehele jaar op hetzelf
de niveau worden gehandhaafd en ten aan
zien van de debetrentetarieven werd op het
einde van het verslagjaar tot een verlaging
geadviseerd, om tegemoet te komen aan de
financiële moeilijkheden, welke boeren en
tuinders hebben ondervonden, als gevolg
van de optredende droogte. De toestand
op de geld- en kapitaalmarkt was vrij rus
tig en heeft daarom niet geleid tot een in
krimping in de looptijd der te verstrekken
leningen of een wijziging in de maximum
bedragen, welke kunnen worden verstrekt.
Zoals reeds gezegd, is vooral de toeneming
van de krediet- en voorschotverlening
door de boerenleenbanken opmerkelijk.
Voor een gedeelte weerspiegelen zich hier
in de gevolgen van de droogte en de on
gunstige prijsontwikkeling van een aantal
producten, omdat vele boeren en tuinders
krediet moesten opnemen om aan deze
gevolgen het hoofd te kunnen bieden.
Voor een gedeelte wijst deze ontwikkeling
ook op een verdere groei van de boeren
leenbanken als financieringsinstelling ten
plattelande.
Deze toenemende omvang van de krediet
en voorschotverlening maakt het gewenst
de reserve-positie van de boerenleenban
ken bijzonder in het oog te houden. Een
krachtige stijging van de uitstaande kre
dieten en voorschotten is slechts dan ver
antwoord, wanneer de reserves in evenre
digheid kunnen worden opgevoerd. Grote
voorzichtigheid is daarom geboden bij de
vaststelling van de rentetarieven, terwijl
daarnaast ook de bedrijfsuitgaven scherp
in het oog moeten worden gehouden. Het
afgelopen jaar heeft echter gelukkig een
belangrijke bijdrage tot de reserve-vor
ming bij de boerenleenbanken geleverd.
Met voldoening mogen wij vaststellen, dat
het jaar 1959 voor de aangesloten boeren
leenbanken en voor de Centrale Bank een
bevredigend jaar is geweest. De toevloed
van spaargelden was zodanig, dat de kre
diet- en voorschotverlening daaruit kon
worden gefinancierd en ook de bedrijfs
resultaten mogen zeker tot tevredenheid
stemmen. Het is bijzonder verheugend, dat
de bedrijfsresultaten van de Centrale Bank
het toelaten U een voorstel te doen, waar
bij de reserve van onze Centrale Bank aan
zienlijk wordt versterkt. Deze versterking
164