het licht doen zien. Het jaarverslag is als steeds keurig verzorgd en biedt een voor treffelijk overzicht van de diverse ontwik kelingen op nationaal en internationaal ter rein, waarmede het landbouwkrediet op enigerlei wijze verband houdt. Ik wil gaar ne dank brengen aan Bestuur en Directie voor de presentatie ook dit jaar weer van het jaarverslag. Het is voor mij niet doenlijk en behoort ook niet tot mijn taak, om op alle aspekten van het uitgebrachte verslag in te gaan. Ik zal mij dan ook beperken tot het aanstip pen van slechts enkele punten, waarbij ik er rekening mee zal houden, dat de Voor zitter van het Bestuur en de Algemeen Di recteur tijdens deze Algemene Vergade ring nog op een aantal belangrijke onder delen dieper zullen ingaan. Overigens wil ik er op wijzen, dat het jaarverslag met bijbehorende stukken reeds uitvoerig zijn besproken en toegelicht op de gehouden voorjaarsvergaderingen. Wanneer ik eerst even de schijnwerpers richt op de boerenleenbanken, dan kunnen wij met voldoening vaststellen, dat het verstreken jaar voor de plaatselijke banken een gunstig jaar is geweest. De toeneming van de spaargelden overtrof wederom die van het vorig jaar, hoewel het verschil niet erg groot is. De relatieve toeneming van het spaartegoed is bij onze spaarinstel- ling weer hoger dan bij andere spaarinstel- lingen, hetgeen ons reden tot tevredenheid geeft. Voor wat betreft de krediet- en voorschotverlening, kunnen wij eveneens een tot nu toe ongekende ontwikkeling constateren. Stegen in 1958 de nieuw ver strekte voorschotten reeds tot een bedrag van 113 millioen, in 1959 beliepen de nieuw verstrekte voorschotten niet minder dan 172 millioen, hetgeen een rekord- bedrag is. De eigen uitzettingen door boe renleenbanken zijn daarmede gekomen op 47% van de toevertrouwde middelen. Dit percentage was in 1956 43% en in 1953 slechts 33%. Deze gunstige gang van za ken heeft zich weerspiegeld in een belang rijke verbetering van de rentabiliteit en van dc financiële positie van de boeren leenbanken. Kunnen wij dus zeggen, dat het jaar voor de boerenleenbanken gunstig is geweest, voor de land- en tuinbouw was dit jaar in vele opzichten zeer bewogen. De rege ringsverklaring, waarin gezinspeeld werd op een verlaging van de garantieprijs van melk en op het voornemen van de Minis ter van Landbouw om het verband tussen de garantieprijzen en kostprijzen losser te maken, veroorzaakte onrust in de land- bouwwereld. De exceptionele, langdurige droogte be rokkende talrijke bedrijven, met name op de zandgrond, grote schade en bracht vooral boeren, maar ook tuinders in moei lijkheden. Anderzijds kon worden geconstateerd, dat de exportmogelijkheden in het bijzonder voor diverse agrarische produkten gunstig zijn geweest. Met name geldt dit voor groenten en fruit en voor zuivelprodukten. Op het einde van het verslagjaar kwam er echter een aanmerkelijke kentering ten on gunste in de prijsontwikkeling van vooral die agrarische produkten, welke worden voortgebracht door de gemengde bedrij ven. Helaas heeft deze ontwikkeling zich 162

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 6