hetwelk de Commissie Landbouwkrediet
heeft uitgebracht.
Terugkomend op de resultaten van het
boekjaar 1959, welke zowel voor de aan
gesloten boerenleenbanken als voor de
Centrale Bank gunstig zijn geweest, meen
de spreker met klem te moeten wijzen op
de noodzakelijkheid om de reservepositie
der organisatie te blijven versterken. De
verbetering van de bedrijfsresultaten is
hard nodig om te kunnen blijven beschik
ken over een basis, welke voldoende breed
is in verhouding tot de geweldige expansie,
waarin het boerenleenbankwezen zich be
vindt.
Na vaststelling der jaarstukken 1959 von
den de verkiezingen plaats voor de vaca
tures in Raad van Toezicht en Bestuur der
Centrale Bank. De aftredende leden wer
den herkozen en wel in de Raad van Toe
zicht de heren C. G. A. Mertens, Jos. Ze-
gers, C. J. Biemond en A. Kuylaars, en in
het Bestuur de heer Ir. J. B. G. M. ridder
de van der Schueren.
Bij het agendapunt „Mededelingen" werd
het woord verkregen door de heer Mr. Ph.
C. M. van Campen, Algemeen Directeur
van de Centrale Bank. Deze ging in een
uitvoerige rede in de eerste plaats in op het
rapport van de Commissie Landbouwkre
diet en vervolgens op de nieuwbouw door
de Centrale Bank. De tekst van de toe
spraak van Mr. van Campen is hierachter
volledig opgenomen.
Naar aanleiding van de uiteenzettingen
door Mr. van Campen alsmede gebruik
makende van de rondvraag werd door en
kele afgevaardigden het woord verkregen
en wel door de heren Beentjes (Heems
kerk), van Marrewijk (Schipluiden) en
Somers (Hoensbroek).
De heer Beentjes prees het beleid en de
waakzaamheid van de Centrale Bank, doch
vroeg speciale aandacht voor een vluggere
behandeling van de goedkeuringsaanvragen
voor voorschotten en kredieten, welke door
de boerenleenbanken conform de Statuten
hij de Centrale Bank moeten worden inge
diend. De heer van Campen antwoordde
de heer Beentjes dat door de desbetreffen
de afdeling alles in het werk wordt gesteld
om de behandeling van de goedkeurings
aanvragen zo snel mogelijk te doen verlo
pen. De grote stroom aanvragen heeft het
voor de betreffende afdeling moeilijk ge
maakt. Reeds maandenlang wordt er over
gewerkt, waaruit blijkt, dat al het moge
lijke wordt gedaan om de aanvragen zo
snel mogelijk af te wikkelen. Het meren
deel van de aanvragen gaat wel degelijk
snel terug; er zijn echter gevallen en deze
komen steeds meer voor, waarvoor inge
wikkelde contracten moeten worden op
gemaakt, hetgeen uiteraard veel tijd vergt.
De heer van Marrewijk stelde o.a. de
vraag, of de grote stroom van voorschot
en kredietaanvragen indien niet vol
doende spaargelden blijven toevloeien
wellicht voor een deel kan worden opge
vangen door de Boeren-Hypotheekbank.
Wanneer wij aldus de heer van Marre
wijk van buiten de land- en tuinbouw
sector willen blijven aantrekken, dan zul
len wij ook voorschotten en kredieten bui
ten land- en tuinbouw moeten kunnen
geven.
De heer van Campen merkte naar aanlei
ding hiervan op, dat de door hem in zijn
159