Aantekeningen bij de
statistische gegevens
Bij de ontwikkeling van de financiële po
sitie van de boerenleenbanken gaat de be
langstelling op de eerste plaats uit naar de
stijging van de toevertrouwde middelen.
De ontwikkeling hiervan is bepalend voor
de uitzettingsmogelijkheden van de boe
renleenbanken.
Vergelijkt men de verzamelbalansen per
31 december 1959 en die per ultimo maart
1960 dan blijkt, dat de spaargelden geste
gen zijn van 1.359,4 miljoen tot 1.398,7
miljoen. Een stijging derhalve van ruim
39 miljoen.
De credit-saldi in rekening-courant daal
den met 15,0 miljoen tot 157,6 miljoen.
Per saldo vertoonden de toevertrouwde
middelen een stijging van 24 miljoen.
Hier tegenover zijn de kredieten in reke
ning-courant en de voorschotten gestegen
met 41 miljoen. De kredieten stegen met
ruim 7 miljoen, terwijl de voorschotten
een toename vertoonden van 34 miljoen.
De stijging van de uitzettingen kon dus
voor 24 miljoen gefinancierd worden uit
de toename van de toevertrouwde midde
len en voor de overige 17 miljoen is door
de boerenleenbanken getrokken op de li
quide middelen, met name op het saldo
tegoed, wat bij de Centrale Bank uitstaat.
Gedurende het eerste kwartaal 1960 daal
den de tegoeden van de boerenleenbanken
dan ook van 837 miljoen tot 819 mil
joen. Deze daling heeft zich voorgedaan
in de maand maart.
Bij een vergelijking van de spaarresultaten
over het eerste kwartaal 1960 constateren
we, dat er bij de gezamenlijke spaarinstel-
lingen minder gespaard is dan in de over
eenkomstige periode van het vorige jaar.
Gedurende de eerste drie maanden van
dit jaar bedroeg het totale spaarresultaat
236,2 miljoen tegen 287,6 miljoen in
195 9-
Van de vier spaarbankorganisaties liggen
de spaarresultaten van de R.P.S. het dichtst
bij die van vorig jaar; daarna volgen de
Bondsspaarbanken en de Utrechtse boe
renleenbanken. Bij de boerenleenbanken
aangesloten bij de Centrale Bank te Eind
hoven werd slechts 39,4 miljoen meer
ingelegd dan terugbetaald. In vergelijking
met 53,2 miljoen in de eerste drie maan
den van 1959. Dit betekent een teruggang
van 28%. Dit is te meer opmerkelijk om
dat bij de andere spaarinstellingen deze
achteruitgang niet zo groot is. Bij de R.P.S.
bedraagt deze slechts 6%, bij de Bonds
spaarbanken 19% en bij de Utrechtse boe
renleenbanken 20%.
194