rente voor callgeld van het hoge tarief van medio april (er werd toen tot 3 /°lo behaald) via het officiële tarief van 2% in de eerste dagen van mei tot het toen verlaagde niveau van 1 V2°/o, waarop ruim geld beschikbaar was. Ondanks deze geld- ruimte werd er nauwelijks schatkistpapier opgenomen. Op de tender van 26 april werd slechts 68,8 millioen toegewezen, de 3-maands promessen tegen 2/14°/o, de jaarspromessen tegen 2^°/o; nog poverder was het resultaat van de Agent van Finan ciën in de eerste week van mei toen slechts voor 1,2 millioen schatkistbiljetten wer den geplaatst. Deze geringe belangstelling voor Neder lands schatkistpapier moet wel mede ver band houden met de naar verhouding tot de buitenlandse tarieven zeer lage rente voor deze bankbelegging. Weliswaar is het verschil met uitzetting in New York of Londen na aftrek van de bijkomende kos ten en disagio's niet meer zo groot, doch thans gaat de belangstelling naar België. Nadat in enkele weken tijds reeds grote bedragen waren belegd in Belgisch Schat kistpapier werd op 9 mei aangekondigd, dat een viertal Nederlandse bankinstellin gen tezamen nog een post van 150 mil lioen aan Belgisch schatkistpapier hadden overgenomen; de looptijd van dit papier varieert van 12 tot 30 maanden en de rente komt op gemiddeld 4%%. Is de terughoudendheid bij de afneming van Nederlands schatkistpapier misschien mede bepaald door de belangstelling voor deze zoveel beter renderende belegging in België, anderzijds kan men zich voorstel len, dat de geldruimte van het ogenblik mede is veroorzaakt door de jongste staats lening, waarop per 1 juni bijna 300 mil lioen zal moeten worden gestort. Van dat bedrag zal tegelijkertijd wel ongeveer 100 millioen vrijkomen uit vervallend schatkistpapier, doch aan nieuw geld zal dan toch altijd nog ongeveer 200 millioen op tafel moeten komen. Uitgaande van de millioenennota 1960 zou de Staat voor dit jaar klaar moeten zijn met de voorziening in zijn financierings behoefte. Geraamd werd, dat circa 625 millioen in de open kapitaalmarkt zou moeten worden opgenomen. In februari werd 300 millioen van de lening 4^2% Nederland 1960 I geplaatst tegen de koers van 98% (rendement 4,73%), terwijl thans de inschrijving van 9 mei op 300 millioen van de lening 4/°/o Nederland 1960 II tegen de koers van 99(4°/o (rendement 4,58°/o) een dusdanig resultaat opleverde, dat slechts 2 31/2% kon worden toegewe zen. Uit het verloop van de koers der nieuwste lening (de eerste dag 99%, de tweede dag 99^,(i%) heeft men intussen wel kunnen afleiden, dat deze uitgifte met een bedrag van 300 millioen wel onge veer beantwoordde aan de reële beleg gingsbehoefte: het betrekkelijk lage toe wijzingspercentage komt dan voor reke ning van het systeem van majoreren bij de inschrijving. Het „Verslag over de Staatsschuld over 1959", welk stuk einde april verscheen, vestigde onder meer nog eens de aandacht op de bijzondere plaats die de lening 3^% Nederland 1947 (de vroegere 3— 3//2°/o Nederland 1947) inneemt. Op 192

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 36