diverse E.E.G.-landen te sluiten. Neder
land heeft steeds gesteld dat zulks tegen
het E.E.G.-verdrag zou indruisen en dat
ook Duitsland verplicht was zijn invoer
contingenten te verruimen op de wijze
voorzien in art. 33 en volgende. Elierover
is veel te doen geweest en hebben talrijke
besprekingen tussen Nederland en Duits
land plaats gevonden. Beide landen hielden
aan hun oorspronkelijk standpunt vast.
Naar verluidt zouden tenslotte toch zekere
afspraken tussen Duitsland en Nederland
zijn gemaakt met betrekking tot de Neder
landse mogelijkheden van uitvoer naar
Duitsland voor deze produkten. Hierbij
dient er echter op gewezen te worden, dat
Nederland duidelijk heeft laten uitkomen
dat Duitsland volgens art. 33 de invoermo-
gelijkheden zou moeten verruimen. Op de
concrete inhoud van deze afspraken zullen
we terugkomen, wanneer deze officieel
bekend zijn (en door Brussel zijn aan
vaard!).
Intussen zijn verschillende E.E.G.-landen,
n.1. België, ook Italië en in de laatste maan
den vooral Frankrijk, gebruik gaan maken
van art. 44, van het stelsel van minimum
prijzen. Nederland heeft dit steeds een
uiterst gevaarlijk artikel gevonden en de
vrees gekoesterd, dat door toepassing van
minimum-prijzen onze agrarische export
naar de andere E..E.G.-landen zeer beperkt
zou worden en de totstandbrenging van de
gemeenschappelijke markt en landbouw
politiek in de E.E.G. ernstig bemoeilijkt
zou worden. Deze gevaren zijn nu wel zeer
acuut geworden en het valt daarom toe te
juichen, dat in Brussel de Landbouwafde-
ling van de europese commissie zich gezet
heeft aan een nota, waarin criteria neer
gelegd zijn ten aanzien van de toepassing
van minimum-prijzen. Het overleg over
deze zaak tussen de 6 landen en de afde
ling van dr. Mansholt is intussen begonnen.
Intussen is in Brussel ook een dergelijk
overleg aangevangen omtrent regelingen,
welke door de E.E.G.-landen zouden moe
ten worden toegepast met betrekking tot
het handelsverkeer wat eieren betreft tus
sen de E.E.G.-landen onderling en de in
voer van eieren door E.E.G.-landen uit
zgn. derde landen. Het zou voor onze
pluimveehouderij een aanzienlijke verbe
tering van de situatie betekenen, wanneer
de eier-invoer vanuit derde landen spe
ciaal vanuit landen welke eieren tegen
dumpingsprijzen uitvoeren naar Duits
land en Italië zou worden ingeperkt. An
derzijds zou de Nederlandse pluimveehou
derij grote last kunnen ondervinden van
eventuele minimum-prijzen, door E.E.G.-
landen ten opzichte van de andere E.E.G.-
landen gehanteerd.
Op het ogenblik dat we dit schrijven zijn
de ministers van de E.E.G.-landen bijeen
om zo mogelijk een beslissing te nemen
over de voorstellen der Europese Commis
sie tot versnelling van de uitvoering van
het E.E.G.-verdrag. Hieraan zijn vele as
pecten verbonden. Maar voor de Neder
landse land- en tuinbouw is wel het aller
belangrijkste in dit verband de vraag, of
de land- en tuinbouw met een versnelling
zal meedoen of niet. Nederland is duide
lijk vóór: de land- en tuinbouw, een essen
tieel onderdeel van de economie, mag niet
buiten een versnelling worden gehouden.
190