Landbouw-economisch nieuws In minder dan een half jaar tijds is de situatie op de internationale zuivelmarkt grondig veranderd en met name zuivel- exportlanden als Nederland ondervinden de nadelige consequenties hiervan. Se dert weken reeds liggen in ons land de prijzen van boter en kaas op het zgn. in leveringsniveau, d.w.z. op het peil waarop boter en kaas bij een regeringsbureau kun nen worden ingeleverd. Wel worden grote hoeveelheden kaas in binnen- en buiten land afgezet, maar veelal slechts tegen bij zonder lage prijzen, zulks vanwege de scherpe concurrentie tussen de exportlan den en ook tussen de Nederlandse expor teurs onderling. Teneinde uitvoer van bo ter mogelijk te maken heeft het Produkt- schap voor Zuivel moeten besluiten een export-toeslag van 60 cent per kg boter (niet ouder dan 8 weken) te verlenen, daar de internationale boterprijs aanmerkelijk beneden de Nederlandse inleveringsprijs ligt. De lusteloze zuivelmarkt en de lage prij zen van zuivelprodukten hangen uiteraard ten sterkste samen met het feit dat in deze maanden op het noordelijk continent de melkproduktie veel groter is dan in de winter en de meeste import-landen, met name voor boter, hun grenzen gesloten houden. Maar de Nederlandse moeilijk heden zijn ongetwijfeld vergroot door de omstandigheid dat de Nederlandse melk produktie reeds 4 a 5 maanden lang rond 15% hoger is dan een jaar tevoren. Dit heeft ertoe geleid, dat onze produktie van boter en ook van kaas eveneens veel gro ter is dan in de overeenkomstige maanden van 1959. In de produktie van volle melk poeder en condens, waarvan de afzet nog vrij redelijk is, kon slechts een deel van de meer geproduceerde melk haar bestem ming vinden. Men moet erop rekenen, dat in de eerst komende maanden geen kentering in een gunstige richting op de internationale zui velmarkt zal komen, tenzij door weersom standigheden (droogte!) de melkproduktie in een groot aantal landen sterk zou wor den afgeremd. De prijzen op deze markt hebben namelijk een zeer labiel karakter: bij wijzigingen in vraag en vooral in aan bod doen zich grote fluctuaties voor in de prijzen. Dat hebben we in 1958 (boter- crisis) en in 1959 (tijdelijke boterschaars- te) duidelijk kunnen ervaren. Volgens ge gevens van de F.A.O., de Wereld Voedsel- en Landbouworganisatie, werd in 17 be langrijke produktie-landen, de Sovjet-Unie daarbij niet medegerekend, in het afgelo pen jaar 2,45 miljoen ton boter geprodu ceerd. Dit was slechts 2% minder dan in 1958 met 2,54 miljoen ton. 188

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1960 | | pagina 32